We hebben een torentje wormen, gekocht in een periode van weekheid. Daarbinnen krioelen ze. Als we er aardappelschillen in werpen, moeten we steeds sneller het deksel sluiten, de wormen zitten boven aan de rand, soms denk ik dat ze daglicht willen, weg van rot leven. Af en toe oogsten we, dan halen we een zwarte, drekkige substantie uit de bak. Alles wat we daarin planten gaat dood: beukenhaag, klimop, dood. Ik vergeet dat steeds, ik denk dat de warme, vochtige kompost hemel op aarde is. Op een bepaalde manier is dat ook zo. Het worden er meer en meer. Ik kan beter in bed blijven liggen, gordijnen dicht, me door de boeken wurmen die iemand heeft weggegooid. Natuur is bedrog ten opzichte van de mens omdat zij het leven alleen maar aangenaam en draaglijk voor hem maakt door middel van vooral inbeelding en misleiding (Giacomo Leopardi).