Fictie is bedacht door de angsthazen onder de schrijvers, lees ik bij Maria Barnas. Achter het schild van fictie kun je alles zeggen. Zo’n gedachte heb ik nodig, want het is al dagen stil in mijn hoofd, al kwetteren de kleine vogels onophoudelijk in hun huisje onder het raam, omdat het er te krap wordt, daar met zijn zessen, omdat hun lijfjes dikker en dikker worden. Ze voeden zich met dingen uit de tuin. De dingen worden thuisgebracht. Goud maken van de modder van je leven. Al die verwarring tot helderheid brengen. Wie wil dat niet? schreef Oek de Jong. Ik verschuil me achter het schild van nonfictie. Nauwelijks een gedachte.