Rekenen was ooit een zwarte kunst, lees ik bij Gerrit Krol. Wie de rekenkunst bedreef werden de handen afgehakt. Daarom lees ik, om troost te vinden bij iemand die vertelt dat het altijd erger kan. Nonfictie, zodat ik me kan overgeven aan gevoelens, dat wil zeggen het ene gevoel door het andere kan vervangen. Charlotte Mutsaers noemt Gerrit Krol een nee/nee-zegger. ‘Nee’ tegen het leven en ‘nee’ tegen de literatuur. Dat eerste gaat ze niet uitleggen. Het tweede: Krol koestert een fundamenteel wantrouwen tegen de taal. Haar pleidooi – tegen een onzorgvuldig lezende Ilja Pfeijffer, voor kanon Krol – zet me aan tot het lezen van Het gemillimeterde hoofd. Wat een geestig boek (= vol geest). Over de vraag ‘waarom schrijft u’ – een onzinnige vraag – schrijft Gerrit Krol ‘een verband dat er nog niet is omdat het niet op papier staat, dit verband onder woorden brengen op een manier die de lezer in lachen doet uitbarsten, in de handen klappend: zo is het, zo is het precies – dat is het hoogste waartoe een mens in staat is.’ Zo is het.