In het Haags Gemeentemuseum heeft Het Zuidelijk Toneel zojuist enkele scenes uit Victory Boogie Woogie gespeeld. Het publiek zit vóór het bewuste schilderij, in zaal 26, waar voor de gelegenheid stoeltjes zijn neergezet. Zaal 26 is een erezaal want behalve dat ene schilderij hangt er niets. Mondriaans laatste werk – onvoltooid – achter glas. ‘Gelukkig dat Mondriaan dood ging terwijl hij werkte aan Victory Boogie Woogie,’ zegt Léon Hanssen. ‘Zo hebben we inzicht in hoe hij werkte met de plakbandjes.’

Maar dat zegt hij over een maand in Amsterdam, vandaag is de sneak-preview van de voorstelling die ik later in zijn geheel zal zien. Toneel in het museum dus. Nauwkeuriger: muziektheater. Links staat een piano, rechts een pastelgeel drumstel, in de hoek grote geluidboxen. Op een tafel op hoge poten een doos suikerklontjes, theezakjes en een pastelgele thermoskan. De acteur die Mondriaan speelt en 10 minuten voor aanvang in de zaal rondloopt heeft een pastelgroen overhemd. Het kleurt allemaal heerlijk zacht.

Aan de wand daarachter, majestueus, Victory Boogie Woogie zelf. Toch is deze Haagse opstelling met één enkel schilderij aan de muur niet des Mondriaans als je Parijse en New Yorkse atelierfoto’s ziet (of als je de hele voorstelling hebt bekeken). Nu is dit een onzinnig verwijt – een museum is immers geen atelier, het is vandaag een toneelvloer – wat het absoluut geen straf maakt om ruim voor de voorstelling al op je plek te zitten. Zoiets zouden ze in schouwburgen moeten doen: iets om naar te kijken tot het doek opgaat.