Het laatste Klein Verslag van Trouw cadeau. Een geschenk is een geschenk als je het niet kunt kopen, krijgt, niet kunt commanderen als het er niet is, maar dat wanneer het er is, als liefde, het leven zo veel levendiger maakt. De geest van een geschenk voed je, schrijft Lewis Hyde, door terug en daarmee door te geven wat je zelf gekregen hebt. Dichtregel: was droogt nergens mooier dan opbollend aan een buitenlijn. Gerald Murnane: vier maagdelijke boeken op een stapel, de geur van lonkende letters.

Kleine waarschuwing vooraf: dit verslag bestrijkt maar enkele vierkante meters, en wel die van het gras in mijn achtertuin. Ik kan me voorstellen dat u iets beters te doen hebt dan te lezen over een man en zijn stukje gras, ook al is het dan dat die man dat stukje gras voor de allerlaatste keer maait.

Straks is dat gras niet meer van hem. Hartje winter draag ik het over aan de nieuwe eigenaren van het huis, maar vandaag, zeven november, maai ik het nog één keer.

Het is moeilijk te geloven maar dit onaanzienlijke stukje gras heeft vaker gefigureerd in het Klein Verslag. Het is de pampa geweest van onze cavia’s, totdat een roofdier, waarschijnlijk een marter, aan deze idylle een einde maakte.

Het was ook het voetbalveldje van mijn dochters toen ze nog peuterden, het veldje had daarvoor de perfecte maten. Ik had ook twee doelen op schaal aangeschaft en heb een aanvechting om lijnen te gaan trekken van strafschopgebiedje en middencirkeltje onderdrukt.

Op warme zomerdagen was het veld de basis onder zo’n flink, blauw-wit opblaasbaar zwembad, waar eindeloos veel water in verdween en heel veel kleine meisjes.

Het gras verbergt een houder voor een droogmolen, een was droogt nergens mooier dan opbollend aan een buitenlijn.

Vijftien jaar lang heb ik het tussen maart en oktober vrijwel wekelijks gemaaid en heb altijd wel van die eenvoudige bezigheid gehouden.

Iedere maaibeurt verliep volgens eenzelfde vast stramien: in banen van buiten naar binnen, harken, en nog eens maaien.

De grasmaaier was een simpele, ratelende Wolfgarten, met trommel en messen.

Voor deze laatste maaibeurt heb ik even om me heen gevraagd of het misschien niet te laat was in het seizoen.

Kun je in november nog je gras maaien zonder het te kwetsen, vroeg ik.

Dat klinkt misschien eigenaardig en ik heb in die vijftien jaar ook nooit eerder zoveel empathie opgebracht voor het gras, maar ik had deze week een artikel onder ogen gekregen uit het magazine OneWorld, over het geheime leven van planten.

Daarin werd René Smulders opgevoerd, manager Plant Breeding aan de universiteit van Wageningen, die vertelde over communicatiesystemen waarmee planten aan elkaar doorgeven dat er gevaar dreigt.

In gevaar scheiden ze stoffen af, bijvoorbeeld als een plant door rupsen wordt aangevreten. Die stof lokt dan weer parasieten die de rupsen bedreigen. En toen las ik plompverloren die ene zin: ‘Denk dus nog maar eens na als je het hebt over de heerlijke geur van gemaaid gras: dat zijn hulpkreten.’

Hier keek ik toch van op. Heb ik vijftien jaar lang de noodkreet van mijn eigen gras niet gehoord, terwijl ikzelf de belager was?

Nog één keer maaien. Het gras is niet meer het pure gras dat we in plaggen achterin onze auto hiernaartoe vervoerden. Het is vermengd geraakt met mos – dat ik (vermoedelijk onder ijselijk gegil) met succes heb uitgestoken – en met de vuurrode nepvruchtjes van de stil woekerende schijnaardbei. Maar alles eraan is me lief. Ik heb het nog één keer heel zachtjes gemaaid.