Na het lezen van klein verslag over een onbekende schrijver en over het juichen van bomen – ik krijg vijf artikelen van Trouw cadeau – over de lezer die reageert op het ‘aardige’ bomenverhaal en de reactie van de schrijver op de reactie, hij schrijft een klein verslag.

Wat een lelijke fouten maakte ik in mijn verslag van het bomenfeest, eerder deze week, een verslag over het kleurrijke eindvuurwerk van de bomen in mijn buurt.

Bij de redactie kwam een e-mail binnen van een tuinarchitect die me op die fouten wees en die eindigde met een brommerig: “Dit behoeft wel een rectificatie”. Daaraan geef ik hier ruiterlijk gevolg, want hoewel ik in eerste instantie binnensmonds ‘zak’ heb gemompeld, kan ik niet anders dan de schrijver op vele punten gelijk geven. Ik heb geen verstand van bomen.

Ik kan alleen pogen te verwoorden welke indruk ze op me maken en daarbij tasten naar hun ware identiteit en hun wezen. Ze zijn een mysterie voor me, in hun verschijningsvorm en in de ondergrondse communicatie via hun wortelnetwerken.

De mail opende vriendelijk met een compliment – ‘wat een aardig verhaal’ – om daarna meteen te beginnen over die lelijke fouten. “Daar had een professional naar moeten kijken.”

Ja, ik was als een volstrekte amateur door het vakgebied van de dendrologie gestrompeld. Laat ik mijn criticus citeren:

Fout 1: De Latijnse namen van de bomen zijn ‘eigennamen’ en worden altijd met een hoofdletter gebruikt.

Fout 2: De Latijnse naam van de Japanse tempelboom is niet ‘gingko’ maar ‘Ginkgo’ en staat er ook nog een aantal keren in.

Fout 3: Het is gebruikelijk in de groenbranche om alleen Nederlandse benamingen van bomen te citeren of Latijnse namen met toevoeging van de Nederlandse naam. Nu staat alles door elkaar.

Fout 4: Prunussen (omvat vele soorten) zijn gewoon sierkersen.

Fout 5: Sequoia’s zijn geen Mammoetbomen, dat zijn de Sequoiadendrons.

Fout 6: Wat zijn gouddragende esdoorns? Hij bedoelt zeker goudbladige of goudkleurige esdoorns!

De tuinarchitect besluit weer gemoedelijk: “Met dendrogroetjes”.

Alles nu overziend vind ik eigenlijk dat ik het als nondendroloog nog aardig heb gedaan, gingko en Ginkgo zit toch dicht bij elkaar en Sequoia’s (met hoofdletter nu) moeten toch op z’n minst als kleine broertjes verwant zijn aan de Sequoiadendrons.

Ook moest ik even nadenken over die ‘groenbranche’ en wat daarbinnen gebruikelijk is. Ik geloof niet dat ik solliciteerde naar opname in deze kring, zoals ik ook vermoed dat de tuinarchitect geen toegang ambieert tot de ‘poëziebranche’, want daarbinnen is het niet ongebruikelijk om goudbladig of goudkleurig samen te smelten tot gouddragend.

Mijn werkelijkheidsbeschrijving bedient zich misschien niet van Latijnse eigennamen met hoofdletters, maar tast naar een impressie, soms met dichterlijke middelen. Maar als het om wetenschappelijke precisie gaat dan had de dendroloog me op nóg een onvolkomenheid kunnen wijzen. Ik gebruikte de aanduiding ‘acacia’ waar ik robinia had moeten schrijven, of eigenlijk Robinia pseudoacacia, want echte acacia’s groeien niet in Nederland.

Mooi vak, de dendrologie.

Niets dan ontzag ervoor.

Met dichterlijke groet.