Hoe komt wie niet vliegt ooit van zijn plaats? Deze slotregel uit een gedicht van J.A. Emmens gaat over een boom maar ik betrek de zin op mezelf, zoals ik doe bij alles wat ik lees. Gelukkig brengt J.A. Emmens behalve de boom ook een vogel ter sprake. ‘Hoe komt wie vliegt ooit tot bedaren, en wie niet vliegt ooit van zijn plaats?’