Ik ben sinds januari erg verdrietig. Ik wil dat verdriet niet de boventoon laten voeren, ik zie er weinig goeds in. Het is dwaas te denken dat droefheid glans geeft aan wat je schrijft. Het verstart, zo schreef Montaigne de klassieken na, en ik Montaigne. Het verdwaast het gemoed en berooft ons van de vrijheid van handelen. Als ik in de put zit en de 24 uur zijn om, en ik bevind me nog steeds in een maanlandschapachtige leegte, publiceer ik een citaat. Ik maak mezelf wijs dat woorden van een ander meer zeggen dan de mijne (die er om te beginnen niet waren). Andersom geldt het niet. Niet elk citaat op dit log betekent dat ik in de put zat. ‘When you arrive at the very bottom, you will hear knocking from below.’ – Stanisław Jerzy Lec

Verdriet is een opsomming van elkaar opvolgende emoties: onmacht, onzekerheid, angst, rouw, woede, eenzaamheid, wantrouwen, spijt, pijn, frustratie, ongeloof, schaamte, schuld, wanhoop. Een teveel, de geest kan het niet aan, het lichaam verliest gewicht, het wil overschot kwijt. Soms vergeet je de situatie even, ‘s ochtends bij het ontwaken. Er is iets, je weet niet wat, tot het er weer is. Misschien vervullen mensen een belangrijke rol in je leven, namelijk om je het hele scala – van ultraviolet tot infrarood – aan emoties te laten ervaren. Ik kan alleen maar wachten. Niet eens aftellen, want ik weet niet wanneer het nieuwe jaar begint. Ik kan natuurlijk zwijgen. Over een gevoel schrijven is nog altijd iets anders dan met dat gevoel. Don’t show, don’t tell is een ondergewaardeerd schrijfadvies. Ik lees De essays, de anekdote over de verslagen koning Psammenitus die niet kon huilen om zijn dochter in slavinnenkleren en zijn zoon die voor zijn ogen werd omgebracht. ‘Tenslotte baant de smart zich een weg naar zijn stem.’