Sinds september heb ik een tomatenplant in huis. Hij is precies op tijd een kerstboomachtige geworden met vuurrode, kogelronde ballen ter grootte van radijsjes. Regelmatig zet ik hem op de kookplaat onder het lampje van het fornuis: dat schijnt fel, is goed geel, te heet om aan te raken. Alles wat ik de afgelopen maanden in me had zit in die tomaatjes. Het is onmogelijk geworden ze te plukken – en nu beginnen er een paar te rimpelen. Een stoïcijn wijst elk beroep op de emoties van zijn toehoorders af. Hij zegt, oordeel niet. Daar klamp ik mij aan vast, al is vastklampen niet het juiste woord. Onverstoorbaar noteer ik wat in huis gebeurt in de vaste overtuiging dat die woorden vrucht dragen op een manier die ik nu niet kan voorzien. Of niet, natuurlijk. Ik wist in ieder geval niet dat het via kleine gele bloemetjes ging.