Het statiegeldapparaat hapert, verandert in een couveuse waarin ik mijn hand steek. Het display knippert ‘hulp inroepen’. Ik raak de lege fles aan. Dan vang ik een glimp op van een gelukkige toekomst: de mens blijft nodig, een hand aan de andere kant van het gat trekt de fles naar binnen.
Ik realiseer me mijn denkfout. Er verandert nooit slechts één ding. Als de machine stopt, geraak ik niet binnen, niet bij het apparaat, de schuifdeuren blijven potdicht.