‘Met Facebook ben je verbonden en deel je alles met iedereen in je leven’ luidt de slogan van Facebook. Die slogan beangstigt me. Wat is alles? Wie is iedereen? Bedoelt Facebook soms letterlijk iedereen – dus een beduidend grotere groep dan degenen die je als ‘vriend’ hebt bevestigd?

Even ben ik in de war. Dat gebeurt vaker als je taal letterlijk neemt, toch wil ik dat doen, de woorden lijken niet ironisch bedoeld. Alles delen met iedereen in je leven. Dat is de hel, als je het mij vraagt. Een wereld waarin je voortdurend op je hoede moet zijn, omdat dat delen van die informatie veelal onbewust en ongevraagd gebeurt.

Girls Around Me is een app die van de onwetendheid en onverschilligheid van veel Facebookgebruikers handig gebruik maakt. De app detecteert de aanwezigheid van meisjes in de directe omgeving. De app levert vervolgens informatie waarmee een kwaadwillende makkelijk verwarring kan zaaien. ‘Hi. Ik zat met je op highschool. Hoe is het met je broer Mark?’

Strikt genomen overtrad de app geen regels, maar de app werd niet voor niets in de wandelgangen al snel ‘stalker-app’ gedoopt. Feit blijft dat Facebook privacy- instellingen diep weg stopt en regelmatig verandert. Facebook wil dat je alles deelt met iedereen in je leven, jammer als dat toevallig iemand is die iets kwaads in de zin heeft.

En als je wel doorhebt welke informatie je deelt, en terughoudend en alert bent, dan nog kunnen anderen op het netwerk dingen delen die je liever niet gedeeld ziet, door je bijvoorbeeld te taggen op foto’s. Online gaan, inchecken, betekent zichtbaar zijn en opgeven van je privacy.

‘In the future everyone will be anonymous for 15 minutes,’ zegt David Darts, bedenker van de PirateBox. Hij steekt er eentje omhoog, een klein wit doosje, nauwelijks groter dan een handpalm – ‘basically internet-in-a-box’ om Darts woorden te gebruiken. Het blijkt een mini-router te zijn waarin een usb-stick steekt.

Het is inderdaad vooralsnog een heel klein internetje, niet alleen qua hardware, ook qua software. Op de usb-stick staat een kale, uitgeklede website, een chatbox en een filesharing-mechanisme. Files uitwisselen gebeurt anoniem. De PirateBox houdt niet bij wie er inlogt. Die anonomiteit is een belangrijk uitgangspunt. Darts bedacht de PirateBox namelijk ooit om de firewall van het universiteitsnetwerk te omzeilen en zo vrijelijk bestanden uit te kunnen wisselen met zijn studenten.

Iedereen die zich toevallig in de buurt van een PirateBox bevindt heeft via wifi vrij toegang. In eerste instantie zal een voorbijganger misschien geïrriteerd zijn over de beperkte mogelijkheden van het netwerk. Hij kan er zijn mail niet
checken. Maar in tweede instantie raakt hij mogelijk gecharmeerd van hetgeen hij aantreft. Dat kan namelijk vanalles zijn.

Ik vind de PirateBox charmant! Ik bekijk de box als een prop in een nostalgische spionagefilm. Koude-oorlog-romantiek. Waarmee ik verraad dat ik niet in een dictatuur leef waar het in bezit hebben van bepaalde documenten gevaarlijk is, waar censuur heerst, waar vrije meningsuiting en vrij internet niet bestaan.

Toch denk ik: charmant. Als ik ongevraagd iets in een mailbox van onbekenden dump maak ik me schuldig aan spam, maar als ik ongevraagd iets waardevols op straat leg en zie hoe iemand zich bukt en iets vindt waar hij niet naar zocht is dat toch magisch. In een tijd waarin alles met een muisklik opvraagbaar is, en internet altijd aan, is schaarste en toevalligheid aantrekkelijk.

Dat ik op de PirateBox die Darts toont voornamelijk mp3-tjes aantref, en geen schokkende WikiLeaks documenten, zegt natuurlijk weinig over het potentieel revoluationaire karakter van de PirateBox, en alles over de mens en zijn omstandigheden. Geef hem (= de Westerse mens) geavanceerde tools om kennis te produceren en te distribueren (internet) en hij zet binnen de kortste keren kattefilmpjes online.

Niettemin levert De PirateBox veel stof tot nadenken. Achter de twee symbolen waarmee Darts zijn PirateBox beplakt heeft – een copyleftsticker en een piratenvlag – schuilt namelijk een gedachtegoed, de ideologie, dat internet open en vrij zou moeten zijn. Free as in free speech, not free beer. Free because nobody owns it. Free because the user is free.

Die vrijheid bestaat, in tegenstelling tot wat we misschien denken, nu helemaal niet. ‘We don’t own stuff, we purchase it,’ zegt Darts. Apple levert bij haar hardware geen schroevendraaier. Ze wil niet dat je je iphone unlockt en jailbreakt om andere dan door haarzelf toegestane software te installeren. Ze wil niet dat je zelf een nieuwe accu installeert, als de oude na een jaar het begeeft of slechter functioneert, ze wil dat je een nieuw apparaat koopt.

‘But if you can’t open it, you don’t own it,’ betoogt Darts. Een papieren boek is tenminste echt van jou, je kan er mee doen wat je wilt, je hoeft niet bang te zijn dat iemand ‘s nachts je huis binnensluipt en het uit je boekenkast pakt, zoals Amazon deed met George Orwells 1984 bij enkele Kindle-gebruikers.

Luisterend naar Darts realiseer ik me: de nieuwe realiteit is al lang werkelijkheid, piraterij zal alleen nog maar toenemen, ze zal zich van films en muziek uitbreiden naar de wereld van de dingen. Technologie is niet te stoppen. Binnenkort kan ik thuis designerzonnebrillen en vazen van Hella Jongerius printen. Stichting Brein gaat het druk krijgen.

Ik weet niet of dat een slechte ontwikkeling is. Het is maar – en dat is zo met alles – hoe je ernaar kijkt. Copyright is ooit bedacht toen het grote investeringen vergde om boeken te drukken, platen te persen, films te maken. Nu zijn tools goedkoop. Iedereen kan iets maken en online zetten. Dat ondermijnt oude verdienmodellen. Je kunt daar boos om worden of je kunt een andere houding aannemen en illegale downloads als gratis virale marketing zien. Existentiëler gesteld, ‘How can you own the sound of music?’ (Aram Bartholl). En zo nieuw is wat gebeurt nou ook weer niet. Vóór de uitvinding van radio, de grammafoonplaat en de cd verdienden alle muzikanten geld door live te spelen.

***

Dead Drops is, net als de PirateBox een anoniem, offline, peer-to-peer filesharing systeem, in oktober 2010 bedacht door Aram Bartholl, een mediakunstenaar uit Berlijn, door op allerlei plekken usb-sticks in muren te metselen. Dead Drops vormen als het ware een extra geheugen in de gaten en kieren van een stad. Of extra brievenbussen.

Je kunt bij een Dead Drop – net als bij de PirateBox – files uploaden en downloaden, al moet je daarbij je laptop enigszins onhandig tegen de muur positioneren. Helemaal offline is het project niet, dat zou zoeken zijn naar een speld in een hooiberg. Op deaddrops.com bevindt zich een kaart, een database met alle locaties van alle Dead Drops. Daar valt onder andere te lezen hoe Bartholl enkele Dead Drops in MoMa plaatste, zodat iedereen met een laptop met daarop enkele artworks, na uploaden, kon claimen dat hij in MoMa een werk had hangen.

De kracht van Dead Drops bestaat eruit dat het systeem – in tegenstelling tot PirateBox – geen energiebron nodig heeft. Want hoe bevrijdend nieuwe communicatietechnologie ook is, we zijn afhankelijk van energie. Al die draadloze apparaten, laptops en smartphones vreten stroom. ‘Every rechargeable device I own is like a new pet that must be fed,’ schrijft John Maeda in The laws of simplicity.

De PirateBox heeft een stopcontact nodig, wat het gebruik bemoeilijkt – al wist Darts tijdens de masterclass een gloeilamp te demonteren, de energiebron af te tappen en daarmee zijn PirateBox als een parasiet te voeden. Dead Drops kennen dat nadeel niet. Maar wel een ander: iedere technologie, ieder opslagmedium, is vanaf dag één gedoemd obsolete te zijn. Wie gebruikt nog floppy disks, zip disks of dvd’s? Bartholl laat binnen afzienbare tijd een wereld vol onbruikbare uitsteekseltjes achter.

De provocatie die van beide projecten – PirateBox en Dead Drops – uitgaat is een interessante. Wat wil je nou werkelijk delen? Met wie? En wie mag dat weten? Willen we ons zomaar uitleveren aan een paar Amerikaanse bedrijven: Apple, Google, Facebook?

‘Don’t be evil’ is de slogan van Google. Maar zoals David Darts opmerkt: er zijn verschillende gradaties van onbetamelijk gedrag voordat evilness bereikt wordt. Want wat een mooie ontwikkeling lijkt, de wereld één groot netwerk, iedereen vrienden van elkaar, kent als evil twin een onderliggende architectuur van spionage, surveillance, onvrijheid, verlies van privacy. Een systeem dat we zelf bekostigen door het overhandigen van privédata. Wij zijn immers geen
gebruikers van sociale netwerken, adverteerders zijn dat. ‘If you’re not paying for the product, you are the product.’

‘True anonymity is too dangerous,’ zegt Eric Schmidt (voormalig topman Google). ‘If you don’t have anything to hide, you have nothing to fear.’ Maar wat als dat nou net een ontwikkeling is die angst inboezemt. Stel dat je op een dag graag iets zou willen verbergen – maar dat dat ineens onmogelijk is geworden.
You can click but you can’t hide.

Er zijn alternatieven. Er is software om anoniem te browsen (Tor). Er bestaan sociale netwerken, die beheerd worden door gebruikers zelf (Diaspora). We hoeven ons niet, om met Maarten Doorman te spreken, als kuddedieren, langs door Google voorgeschoteld krachtvoer te laten leiden. We kunnen PirateBoxen in vensterbanken plaatsen, of meenemen, en kijken waarmee we thuiskomen. We kunnen kiezen. We can participate and hide.

[Essay voor Baltan Laboratories n.a.v. masterclass van David Darts en Aram Bartholl, 6-8 juni 2012, bij MU|STRP|Baltan, Dutch Technology Week]