Buiten vliegt een groep staartmeesjes. Ik ben geen vogelkenner, ik kijk op een vel papier van de vogelbescherming en zoek de overeenkomsten. Staartmeesjes hebben een pluizig lijfje, een dik buikje, ze fladderen in groepjes. Ze bevallen me. Ze zijn niet alleen bezig met voortbestaan, met dna doorgeven, ze dartelen achter elkaar, van tak naar tak, ze spelen. De winter doorkomen is niet het moeilijkste. Het moeilijkste is een nest jongen voeden. Duizend kleine insecten in korte periode vangen, steeds opnieuw het nest verlaten. Sommige keren nooit terug: giftige rupsen, de kat van de buren, geen voedsel gevonden (schaamte). Als het nestkastje in de volle voorjaarszon hangt is het snel gedaan. Uitgeteerd liggen de jongen in het nestkastje. Eén keer per jaar schoonmaken. De vogelkaart van de vogelbescherming is geplastificeerd. Met whiteboardmarkers van de Hogeschool maak ik er notities op.