Natuurlijk is ze de mooiste, de leukste, de grappigste.

Waarom is niet te zeggen, en dat doet er niet toe (we gaan ons niet voortplanten, geen genen mengen), hoe is wat me bezighoudt. Ze zet zo’n prachtige gekleurde pauwenstaart op, dat teveel dat in extase brengt, als ze in de keuken plots danst, zingt, praat tegen haar potten en pannen, in huis haar blauwe muts met pompon opzet.

In zijn boek Over de liefde beschrijft de Franse auteur Stendhal (1783-1842) een oud gebruik van de Salzburgers: in de diepte van een verlaten zoutmijn gooide men ontbladerde takken, om die twee, drie maanden later weer naar boven te halen. Nu waren de takken met fonkelende kristallen overdekt. Zelfs ‘het kleinste zijtakje, niet groter dan het klauwtje van een mees’, aldus de romancier, was ‘overdekt met talloze kleurige fonkelende diamanten’. Je herkende de normale twijg helemaal niet meer. Datzelfde, zegt Stendhal, gebeurt met personen op wie we verliefd zijn, maar dan sneller. Ze ‘kristalliseren’ in ons hoofd. Een bepaalde manier van bewegen, een glimlach, iets in de stem, details die niemand anders opmerkt, krijgen plotseling een andere betekenis. Normale eigenschappen beginnen, door de liefde misleid, voor onze geest te schitteren zoals de Salzburger twijgen. – Bas Kast, De liefde

[Op de knop gedrukt, Stendhal over drie dagen hopelijk in huis, die wil ik voor haar kachel lezen.]