Ze klemt het boek tegen haar borst, doet me denken aan iemand die haar hondje zo draagt. Het is vrijwel blind, doof, fragiel, je blaast het met een niesbui weg. Het loopt achter haar aan tot het om een onverklaarbare reden stilstaat en – hup – van de stoeprand tuimelt, de goot in, tussen geparkeerde auto’s verdwijnt. Centrum van Amsterdam. Je houdt je hart vast. Ik heb ooit gelezen dat kleine dieren niet oud worden omdat hun harten sneller kloppen dan grote, ze vliegen door hun tikken heen. Maar angst is niet de reden.

Lezen is misschien ook wel zoiets, een tweede hart dat je draagt op het eerste, de kadans van zinnen die je in ritme brengt van de schrijver. De poging tot synchroon lopen kost ongetwijfeld energie (ze is 1 meter 80, het hondje twintig centimeter), maar, zoals dat gaat met liefde, het gaat vanzelf. Op het moment dat ik dit schrijf, post ze een filmpje van Frans de Waal, een babykangaroo zit in de buidel van haar moeder, ze zitten beide op een aanrecht bij een schaal. Samen eten ze dezelfde stengel bleekselderij of rucola.