Gisteren werd in een klein theater in de buurt de nieuwe stadsdeeldichter geïnstalleerd. Bij de overdracht overhandigde de oude dichter de nieuwe dichter een ganzenveer en inktpot en dat was de ceremonie. Kort daarvoor had zij een boekje gekregen met de gedichten die zij voor het stadsdeel had geschreven (oplage: 500). Wat me tijdens de ceremonie ontroerde behalve dat niemand wist waar hij moest staan en wanneer hij in actie moest komen was dat de oude dichter de nieuwe dichter niet alleen de symbolen overhandigde (ganzenveer en inktpot) maar dat zij hem ook het zojuist in ontvangst genomen eerste exemplaar van haar eigen boekje in de hand drukte met de woorden ‘kun je nog eens lezen hoe het ook kan’. De nieuwe dichter was een Amsterdammer, rad van tong (hij kwam uit Koerdistan), die deed alsof hij zijn gedicht kwijt was en het toen alsnog uit zijn broekzak toverde. Laatste regels: ‘boeken zijn er om te lezen/ vrouwen om te beminnen/ baarden om te scheren./ Gaarne, een moment van bezinking!’