Tjitske Jansen postte vorig jaar op LinkedIn allerlei schrijftips.

In willekeurige volgorde.

Op 27 juni 2016,

1. Heb altijd een pen bij je

2. Denk niet dat schrijven leuk moet zijn

Eén van de meest voorkomende reacties wanneer ik mensen vertel dat ik schrijf: ‘Leuk!’ Maar zo leuk is het vaak helemaal niet. Het kán leuk zijn, zoals het leuk kan zijn een brood te bakken, een kind op te voeden, een groot bedrijf te leiden. Dat is een bijprodukt. Wat heb je aan een bakker die met veel plezier kleffe zware broden bakt die niemand eten wil? 

3. You don’t do anything for free

Deze schrijftip is een citaat van Louis-Ferdinand Céline. Ik vond het in een interview met The Paris Review dat plaatsvond in 1960: You don’t do anything for free. You’ve got to pay. A story you make up, that isn’t worth anything. The only story that counts is the one you pay for. When it’s paid for, then you’ve got the right to transform it. Otherwise it’s lousy.

4. Wees wie je bent

Maak een lijstje van tien van je favoriete boeken. Wat hebben deze boeken met elkaar gemeen? Wanneer het in het merendeel van deze boeken gaat over een tijdloze strijd tussen het goede en het kwade, bestaat de mogelijkheid dat je misschien niet de meest aangewezen persoon bent een hermetische dichtbundel te schrijven. Ben je juist iemand die bij voorkeur gedichten leest die verder niemand begrijpt? Dan zou het kunnen dat het beter was wanneer je ophield met het werken aan die vuistdikke detective. Hou je van boeken van schrijvers die schrijven over zichzelf? Waarom zou je dan voor je eigen boek ineens personages gaan verzinnen? Het klinkt nogal logisch. Dat zou het ook moeten zijn.

5. Show don’t tell

De klassieker onder de schrijftips. En dat is niet voor niets. Wanneer ik een schrijfcursus geef aan beginnende schrijvers, regent het tijdens de eerste les altijd weer bijvoeglijke naamwoorden. Schrijf niet dat iemand haast heeft, maar laat haar bijvoorbeeld de trap oprennen en tijdens het rennen steeds treden overslaan. Schrijf niet dat iemand verliefd is. De ene verliefde is de andere niet. De ene gaat in het bijzijn van het object van begeerte stil naar de grond zitten kijken. De andere weet niet waar hij al zijn armen en benen en woorden moet laten. Laat het zien!

6. Blijf zitten

Blijf zitten en schrijf. Zo simpel is het. Om een gedicht of een verhaal te schrijven is het niet genoeg een idee te hebben. Je moet gaan zitten en beginnen. En doorgaan. En niet opgeven. En blijven zitten.

7. Stop op tijd

Stop altijd met schrijven wanneer je eigenlijk nog door wilt gaan. Voordat je stopt: vergeet niet om te noteren waaraan je verder wilt/ kunt werken. Op die manier hoef je nooit helemaal opnieuw te beginnen.

Op 11 juli 2016,

1. ‘What is important now is to recover our senses. We must learn to see more, to hear more, to feel more.’ Susan Sontag

Ooit volgde ik lessen op een kunstacademie. De tekeningen die ik tijdens mijn eerste modeltekenlessen maakte, leken meer op mezelf dan op het model. Ik had minder goed naar haar gekeken dan ik dacht. Ik had gekeken met mijn aannames ertussen. Door beter te kijken, naar de structuur, richting, verhoudingen, lengtes, en mijn idee over wat ik zag weg te laten, vormde het lichaam op papier zich als vanzelf, en leek het wél op het model.
Ook wanneer je schrijft, gaat het erom het kijken (en luisteren, ruiken, proeven, voelen) te trainen. En eigenlijk om te beginnen (en steeds opnieuw) je te realiseren hoe moeilijk het blijkbaar is om met al je zintuigen aanwezig te zijn. Weet jij nog wat de laatste woorden waren van degene die je het laatst aan de telefoon hebt gesproken? Herinner je je de sokken van je tandarts? Als je naar de tandarts gaat, heb je misschien wel iets anders te doen dan je bezighouden met welke sokken hij draagt, maar wat heb je wel gezien en gehoord? Wat weet je nog? Meer en beter onthouden, is een kwestie van beter opletten.
Joke van Leeuwen schrijft in een gedicht ‘de bussen laten scheten in de bocht’. Zoiets kan alleen iemand schrijven die goed luisteren kan. Die, toen ze bussen hoorde, niet alleen maar de conclusie trok dat ze bussen hoorde. Nabokov vergelijkt nat asfalt met de huid van een zeehond. Wilma Stockenström schrijft over haar ouder wordende zelf dat ze brosser begint te worden. En: Die son die brand my skouderknoppe/ bruin soos beskuit se ronde korsies. Chr. J. Van Geel beschrijft een mol als kleine bokshandschoen van bont.

2. Wees jong of verliefd

Deze tip heeft veel weg van tip 1, maar is vanuit een ander uitgangspunt verwoord. Wat je nodig hebt voor een goeie literaire tekst is dus het tegendeel van routine. De blik die kinderen, als ze nog jong genoeg zijn, van zichzelf hebben. Of de blik waarmee je naar je eigen vensterbanken kijkt als je verliefd bent en het object van je verlangen komt voor het eerst op bezoek: ‘Waarom staat dat vaasje daar! En het is ook best een stom vaasje!’ Het is kijken naar wat je kent alsof het nieuw is. Als je niet verliefd bent of niet jong genoeg om op deze manier te kijken, lijkt het er in het extreme geval op dat je zult moeten kiezen tussen deze blik cultiveren (wat alle goeie kunstenaars doen) of zombie worden.

3. Gummbah

4. Schrijf ’s nachts

Het antwoord op de vraag die Jeroen Tacx vorige week stelde. Inderdaad, ’s nachts of ’s morgens heel vroeg, is het makkelijker de tijd te vergeten. Bovendien, wanneer je om 4 uur ’s morgens met schrijven begint, heb je om een uur of 9 je schrijfuren voor die dag er wel zo’n beetje opzitten. Voor mensen die kinderen naar school moeten brengen, is dit misschien niet zo’n goeie tip. Zijn er, voor zover jullie weten, schrijvers mét kinderen die aan nachtschrijven doen?

5. Een eenvoudige doch zeer doeltreffende manier om materiaal te verzamelen

Schrijf in het midden van een vel papier een onderwerp waarover je wilt schrijven. Het kan een woord zijn of een zin. Bijvoorbeeld, ‘kamperen’ of ‘vriendschap’ of ‘wat ik nog wil doen voordat ik dood ben’. Whatever. Dan schrijf je boven dat woord of die zin het eerste dat er bij je opkomt. Daarboven schrijf je de eerste associatie dáár weer op. Je gaat dus niet terug naar het onderwerp, je associeert dóór. Heb je de rand van het papier bereikt, begin je een nieuwe associatiereeks, een andere kant op. Dit doe je vijf tot tien keer. Als je klaar bent heb je dus een vel vol associaties rondom je onderwerp. Op deze manier materiaal verzamelen, is een goeie manier om erachter te komen welke onderwerpen het rijkst zijn, het meeste en meest bruikbare materiaal opleveren.

6. Van beeld naar beeld

Bij associëren gaat het erom concreet te blijven en niet tot abstracte termen, die vaak een interpretatie zijn, te komen. Goed associëren gaat van beeld naar beeld. Wanneer ik een schrijfcursus geef, begin ik meestal hiermee. Dit vinden veel mensen namelijk een moeilijke techniek. De associatie houdt vaak vroegtijdig op, doordat meteen naar een interpretatie wordt gegaan. Maar als je het eenmaal doorhebt, heb je er je hele verdere leven plezier van. :-)
Toen ik zojuist deze schrijftip voorlas aan mijn vriend Hans, zei deze:”Ja, dat is nog maar de vraag natuurlijk!” En inderdaad, dat is nog maar de vraag. Wat ons terugbrengt bij een tip van twee weken terug: denk niet dat schrijven leuk moet zijn.

7. Schrijven is schrappen

Vorige week vroeg iemand, om precies te zijn Leela May Stokholm of ik hier iets over wilde laten weten, en, wat zij zich vooral afvroeg: moet je eerst veel schrijven en dán schrappen of is schrappen een kwestie van leren wat je weg moet laten en dat dan meteen tijdens het schrijven al doen?
Wat die vraag onder meer lastig te beantwoorden maakt, is dat het schrijven en schrappen een voortdurend proces is. Het is niet zo, en ik denk dat dit voor de meeste schrijvers geldt (hallo meeste schrijvers, klopt dat?) dat ik éérst van alles schrijf en vervolgens daarnaar kijk en aan het schrappen sla. Ik ben de hele tijd, zeker wanneer ik op de computer werk, al schrijvend aan het schrijven en schrappen, schrijven en schrappen, schrijven en schrappen (had dat korter gekund?)
Eigenlijk is het vooral belangrijk te ontdekken wát je moet schrappen. Je moet niks. Maar toch. En waarom. Ik zal volgende week een paar voorbeelden geven uit mijn eigen werk. Voorbeelden van wat er eerst stond, en wat ik toen heb weg gehaald. En de redenen. Én ik zal een voorbeeld geven van een schrijver die mijns inziens niet genoeg schrapt. Om precies te zijn Karl Ove Knausgard, die zoals jullie weten meer boeken verkoopt dan ik, dus niet genoeg schrappen heeft alleen een negatieve invloed op de kwaliteit van je boek. Niet persé op de verkoopcijfers.

En op 4 juli 2016,

1. Lees slechte boeken

Dit is een tip van Annie M.G. Schmidt. Wanneer je alleen het beste van het beste leest, kun je ontmoedigd raken, denken: zo goed zal ik het nooit kunnen. Krijg dan nog maar eens een letter op papier. Wanneer je slechte boeken leest, kun je denken: dat kan ik beter.

2. Lees goeie boeken

En gooi het idee dat jij dit nooit zult kunnen uit het raam. Daar gaat het helemaal niet om. Laaf je. Verwonder je. Lees. Herlees. Analyseer. Benoem. Wat doet de schrijver hier, wat maakt deze tekst zo goed?

3. Lees alles van de schrijvers die je goed vindt

Wanneer je dit doet, kom je erachter dat zelfs de beste schrijvers de plank weleens misslaan. Gorter bijvoorbeeld begint een gedicht met de regel Het socialisme het is een eikeltje. Ahum ahum… Geruststellend slecht (dat kan ik ook! :-)

4. Huur af en toe een huisje

Huur af en toe een huisje om daar te gaan schrijven. Als het kan voor minstens een maand. Hoe duurder hoe beter. Dit is een tip die vooral goed werkt bij Nederlandse schrijvers. Je hebt voor dat huisje betaald en dat geld moet je natuurlijk wel terugverdienen. Aan het werk!

5. Doe de gordijnen dicht. Of open.

Jaren geleden was Maria Goos zomergast van Conny Palmen. Palmen zei op een gegeven moment dat ze, als ze ging schrijven, de gordijnen dichtdeed. ‘Wat?’ Riep Maria Goos uit. ‘Doe jij de gordijnen dicht? Ik doe de gordijnen open!’ Twee typen schrijvers in een notendop. Vooral wanneer je last hebt van een schrijfblokkade, kan het geen kwaad het beeld dat je hebt van jezelf en van het schrijven te onderzoeken. Ik heb tot een paar jaar geleden gedacht dat schrijven een zaak was (en moest zijn) van uiterste concentratie. Deze opvatting had al jaren niets publicabels opgeleverd.  Toch hield ik hem in stand. Toen kwam er gelukkig iemand op het idee mij te laten weten: ‘Jij denkt als het schrijven niet lukt, dat je je niet genoeg concentreert. Ik denk dat je je juist teveel concentreert.’ Ik ging uitproberen wat er gebeurde als ik me tijdens het schrijven minder concentreerde. Ik ging losser werken. ‘Gewoon’ een beetje spelen, er niet te zwaar aan tillen. Dit heeft geresulteerd in Voor altijd voor het laatst. Misschien heb je jezelf wijsgemaakt dat jij een met-de-gordijnen-dicht schrijver bent. Maar is dat ook zo? Probeer eens uit wat er gebeurt als je ze opendoet. En vice versa.

6. Reageer op wat er is

Tweeëntwintig jaar geleden (!!!) volgde ik een schrijfworkshop van Moniek Kramer. De eerste opdracht die ze gaf, was deze: ga met je aandacht naar een gevoel. Het kan het gevoel zijn dat nu bij je is, of het gevoel waarmee je vanmorgen wakker werd, of een gevoel dat je wilt oproepen in verband met een personage. Ga ín het gevoel zitten en schrijf van daaruit. Doe dit niet door het gevoel te omschrijven, maar door er een reactie op te geven (wanneer je met een hamer een van je eigen duimen raakt in plaats van een van je eigen spijkers, zeg je niet: ‘O potverdikkie wat een pijn doet dit.’). 
Door deze methode te gebruiken, ontstaat er een eerste zin die meteen een situatie/ gebeurtenis suggereert. Het is een zin die reageert op ‘iets’.  Elke schrijver, of hij nu non-fictie of fictie beoefent, komt in zijn eigen werk terecht. Dat kan gelukkig niet anders. Door het gebruiken van deze techniek gebeurt dat op een directe, onbedachte manier.
Ik geef een voorbeeld van een eerste zin die op deze manier tot stand kwam. De eerste zin van mijn gedicht over een kastanjeboom die liever een kastanje was gebleven:
 Als iemand mij nou maar/ had opgeraapt/ en in zijn zak gestopt/ en daar gelaten had,/ dat af en toe een hand mij vond,/ voelde hoe zacht ik was/ en dan weer losliet.

7. Je schrijft niet omdat je iets wilt zeggen, je schrijft omdat je iets te zeggen hebt.

Met dank aan F. Scott Fitzgerald

Op 18 juli 2016,

1. Denk aan je eigen dood of die van je muze

Elke dag. Dit helpt je om geen, of minder, tijd te verspillen aan onzin. Als je het denken aan de dood tenminste meer laat zijn dan een theoretisch weten dat jij en je geliefden op een dag zullen sterven. Dit ís namelijk niet theoretisch. En het is ook niet theoretisch dat het sneller kan gebeuren dan je denkt. Mocht dit om de een of andere reden weinig impact op je hebben: denk dan aan de dood van je redacteur.
   
2. Iets is niet per se interessant omdat je het helemaal zelf hebt meegemaakt

Op bladzijde 253 van ‘VADER’ van Karl Ove Knausgard zitten Karl Ove en zijn broer in een vliegtuig: ‘Het landschap onder ons, eerst niet meer dan op zichzelf staande taferelen die hier en daar zichtbaar werden door een opening in het wolkendek, had iets fels en indrukwekkends met zijn groene eilanden en blauwe zee, zijn steile rotswanden en sneeuwwitte hoogvlaktes, maar leek langzamerhand te vervagen en op te lossen terwijl tegelijkertijd de wolken verdwenen, tot het vlakke Rogalandschap plotseling het enige was wat je zag. Binnen in mij was alles in beweging. Herinneringen waarvan ik niet wist dat ik ze had, stroomden door me heen, wervelend en chaotisch.’ Ahum ahum. Ik bedoel: de meeste mensen die weleens hebben gevlogen, weten ongeveer hoe dat kan gaan. En voor de mensen die het niet weten, heeft Knausgard hier niks geschreven wat het de moeite van het weten waard maakt. Dat het ‘iets fels en indrukwekkends had.’ Schrijfles nummer 1: show don’t tell. Knausgard illustreert het felle indrukwekkende door erop te laten volgen: ‘met zijn groene eilanden en blauwe zee, zijn steile rotswanden en sneeuwwitte hoogvlaktes’. Zo’n uitzicht kan je in beroering brengen. Daar kan ik me iets bij voorstellen. Maar om de lezer in beroering te brengen, in ieder geval de lezer die ik ben, heb je meer nodig. In dit geval dus liever minder. En dan hebben we ‘binnen in mij was alles in beweging’ nog niet eens gehad. En die herinneringen waarvan hij niet wist dat hij ze had? Cliché. En ‘wervelend en chaotisch’? Weer benoemt Knausgard zonder het te laten zien. En wát hij daarna aan herinnering laat zien, is helemaal niet wervelend. Als je wilt, lees maar na, VADER, bladzijde 253 en 254.

3. Of: hoe het korter kan

Nu aan de hand van een voorbeeld uit mijn eigen werk. Eerst had ik dit geschreven (fragment uit ‘Voor altijd voor het laatst’):
‘Ik neem het wel weer mee,’ zei ik en vroeg wat hij wel wilde hebben. Hij wilde een sjaal. We gingen naar het dorp om een sjaal voor hem te vinden. Ik wilde een sjaal voor hem vinden bij een chique kledingzaak. Mijn vader wilde geen sjaal van een chique kledingzaak. Mijn vader wilde een sjaal van de HEMA. We vonden een sjaal bij de HEMA. Daarna hebben we in zijn huis gezeten, we hebben gepraat, gerookt, geschaakt, we hebben thee gedronken, bier, we hebben een magnetron-opwarmmaaltijd gegeten. Dit is wat er overbleef: ‘Ik neem het wel weer mee,’ zei ik en vroeg wat hij wel wilde hebben. Hij wilde een sjaal van de HEMA. We vonden een sjaal bij de HEMA. Daarna hebben we in zijn huis gezeten, we hebben gepraat, gerookt, geschaakt, we hebben thee gedronken, bier, we hebben een magnetronmaaltijd gegeten.

4. Volg schrijflessen

Beter nog: een schrijfopleiding. Wanneer je trompet wilt leren spelen, vindt bijna niemand het vreemd dat je daarvoor naar het conservatorium gaat. Wanneer je een goeie acteur of actrice wilt worden, lijken de meeste mensen het erover eens te zijn dat het geen slecht idee is een toneelopleiding te volgen. Dansers in spe volgen doorgaan lessen bij dansers. Beeldend kunstenaars bij beeldend kunstenaars. Et cetera. Esther Gerritsen studeerde Dramaschrijven en Literaire vorming aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht. Inge Schilperoord volgde De Schrijversvakschool in Amsterdam. Jonathan Safran Foer en Zadie Smith waren, voordat ze schrijvers waren, schrijfstudenten (en geven nu ook zelf les). In de tijd van Shakespeare bestonden er geen schrijfopleidingen zoals wij ze kennen, maar Shakespeare ontving scholing die hem degelijker op het schrijverschap voorbereidde dan Gerritsen, Schilperoord en Safran Foer bij elkaar.

5. Lees het werk van de schrijver bij wie je overweegt schrijflessen te gaan volgen

Val je bij de eerste zin al in slaap: zoek een andere schrijfdocent.

6. Laat je niet afleiden door stank

Was het Leonardo da Vinci of was het Michelangelo? Die ooit in een kamer ging zitten waarin beesten aan het ontbinden waren om te zien hoe een rijkdom aan kleuren vrijkwam. Dat typeert de echte kunstenaar: hij laat zich niet van de wijs brengen door stank, maar raakt in de ban van de kleur.

7. Vraag je af hoe het was om ter wereld te komen en schrijf hierover

En op 25 juli 2016,

1. Een tip in de vorm van een citaat waar je ook in de liefde veel aan kunt hebben:

‘Fragments of things are pretty interesting. You can dream the rest.’ David Lynch

2. Maak niet de vergissing te denken dat er geëngageerde en niet geëngageerde kunst bestaat

(Ja, ik weet het, ik geef schrijftips, maar deze tip gaat op voor alle kunstvormen. En de tip hierboven ook.) Er bestaat alleen slechte kunst en goede kunst. Goede kunst is altijd geëngageerd, alleen niet altijd op die manier waarop veel mensen zich geëngageerdheid voorstellen. Om de zoveel tijd staat er wel weer iemand in de krant of op tv te beweren dat we vooral kunst nodig hebben die expliciet gaat over de wereld om ons heen en de problemen in die wereld. Mensen die dat soort uitspraken doen, begrijpen niets van het wezen van kunst.

Ik leen nog een keer woorden van Lynch:

‘Some people, just by their nature, think about the President of the United States and Africa and Asia. Their mind thinks over thousands of miles, big problems and big situations. That just completely leaves me cold. I can’t get there. I like to think about a neighbourhood – like a fence, like a ditch, and somebody digging a hole, and then a girl in this house, and a tree, and what’s happening in that tree – a little local place that I can get into. The two are really the same: it’s all about human nature and the same sort of things.’

3. Je moet niet te graag willen

De Poolse theatervernieuwer Grotowski schreef dat de beste houding voor een acteur passieve bereidheid is. Een acteur moet, om een goede acteur te zijn, niet te graag willen. Datzelfde geldt, alweer, voor geliefden, mensen die zakendoen, sollicitanten (zou het ook voor sporters gelden? Bakkers? Aannemers?) en voor schrijvers. Je moet ‘gewoon’ het werk doen. Als je te graag wilt, als je het te graag goed wilt doen, dan schrijf je het leven uit je werk. Dat kun je in het Engels mooier zeggen dan in het Nederlands vind ik: dan krijg je werk dat ‘contrived’ is.

Je ziet het ook in tuinen. Mensen die te ijverig hun tuinen winterklaar maken en van alles weghalen dat rustig in de tuin zou kunnen blijven. Juist door te hard te werken, gaat de arme tuin eruitzien alsof hij net naar de kapper is geweest. En een goeie kapper was het niet.

4. Niet vergeten met enige regelmaat over poep, pies, borsten, billen, seks et cetera te schrijven

Dat heb ik van Shakespeare geleerd. En van Jan Wolkers. In de tijd van Shakespeare gedroeg het publiek bij theatervoorstellingen zich niet zo beleefd als de gemiddelde Nederlandse schouwburgbezoeker. Het stond te eten, te drinken, en gezellig met elkaar door de voorstelling heen te kletsen. In de toneelteksten van Shakespeare kun je goed zien wat hij in de tekst steeds opnieuw ‘doet’ om zijn publiek erbij te houden. Dan gaat hij het hebben over bovengenoemde zaken.
Wanneer ik op een middelbare school voorlees, begin ik vaak met het poepen-in-bad fragment (zie onder aan deze zeven tips).

Er is nog nooit een klas geweest waarin deze tekst geen gelach veroorzaakte.  Of, nou ja, in West-Friesland dan, in de bloemkoolstreek, daar lachten ze niet, daar gniffelden ze. Dan is het ijs gebroken en kan ik het over alles hebben. Misschien is er iemand die nu denkt: ja maar, romans en dichtbundels zijn geen toneelteksten, ze zijn niet bedoeld om opgevoerd of hardop voorgelezen te worden. Dat is waar. Maar waarom zou je jezelf ontzeggen over poep en pies en seks te schrijven? Bovendien, ook van teksten die niet zijn bedoeld om opgevoerd of hardop voorgelezen te worden, vindt een uitvoering plaats. In het hoofd van de lezer. 

5. Er is een tijd voor alles

Hebben jullie weleens gedacht aan een vlinder die net uit haar pop is gekomen? Dat die eerst moet gaan zitten wachten, bijvoorbeeld op de pop waar ze net uit is gekomen. Tot ze is opgedroogd en haar vleugels niet meer zijn gekreukeld.

Je kunt geen stappen overslaan.

Ik vind het altijd fijn om te denken aan Wislawa Szymborska van wie het hele oeuvre in één boek zou passen. Of aan Mustafa Stitou. Tussen zijn tweede bundel Varkenroze ansichten en de bundel erna, zat tien jaar tijd. Of aan mensen die pas na hun veertigste, na hun vijftigste, na hun zestigste, debuteerden.
Het is natuurlijk niet zo dat een schrijver pas goed is als hij er lang over doet. Maar het is belangrijk om geen haast te hebben.

6. Schrijven is geen knutselen

Een citaat van Georges Perros (uit het enige boek dat hij in zijn leven heeft geschreven): Ik houd niet van mensen die, zoals ze zeggen alle dagen werken om de vaardigheid niet kwijt te raken. Wat voor vaardigheid? Schrijven is geen knutselen. Ik wil doordringen in mijn materie. Wat die dan ook waard moge zijn, maar die me helpt adem te halen. Iemands materie is donkerder dan de nacht. Wie eraan begint komt er niet meer van af.

 7. Gebruik alleen effect als het nodig is. Net als met biljarten

Je kunt je wel afvragen wat ‘nodig’ is. Daar wordt het natuurlijk pas echt interessant.

Ten slotte: het beloofde poepen-in-bad fragment:

Er was mijn broer met wie ik in bad zat. Hij ging al naar de kleuterschool. Ik poepte in het bad, dat was een lekker gevoel. Ik keek naar mijn drol
             die in de richting van mijn broer dreef. Toen deze doorkreeg wat er gaande was, begon hij, met zijn rug zo hard mogelijk tegen de rand van het bad duwend, zo ver mogelijk weg blijvend van wat er naar hem toe kwam drijven, zonder dit object een moment uit het oog te verliezen, te schreeuwen. Mama dacht natuurlijk dat er iets vreselijks aan de hand was en was snel bij ons. Ze tilde mij als eerste uit bad. Ik was in de lucht, haar handen waren in mijn zij. Ik bleef, en daarvoor moest ik mijn hoofd helemaal omdraaien, kijken naar mijn broer en de drol. Ik was drie, maar de macht en het genoegen die ik ervoer waren ouder dan drie.