Een vriendin vertelt dat Wilhelm Tell één van de eerste toneelstukjes was die ze speelde op school, en dat de juf had bedacht dat iemand na het beruchte schot snel een hoed opgezet kreeg, met een appel erop, en met een pijl erdoor. Oh, zoete eenvoud! Het moment in het Muziektheater was in een halve seconde voorbij, Pierre Audi wist dat een eenvoudige knik met het hoofd volstond. Geen pijl. Ik zat in de zaal en besefte, kunst bestaat uit kaalschrapen, zaken terugbrengen tot de essentie, dingen uit het werkelijke leven weglaten. Nog een anekdote: in de pauze bezetten wij twee stoeltjes in de foyer. Toen niemand keek plaatsten wij pijlsnel twee van huis meegebrachte appels op ons hoofd, daarna aten wij deze appels tot het steeltje op. – Guillaume Tell, De Nederlandse Opera (Rossini)

»