Ooit wilde ik nonfictie schrijven en iemand had een afspraak voor me geregeld met Gerard van Westerloo. Op vrijdag 28 september 2007 ontmoette ik hem in Café Dantzig. Ik herinner me niets van dat gesprek. Ik voel dat als een tekortkoming, ik zou graag een sprekend detail opvoeren. Ik weet niet of hij koffie dronk of drank, wel dat hij vriendelijk was. Gelukkig heb ik enkele aantekeningen over hoe hij te werk ging. Hij maakte altijd notities, zei hij, soms schreef hij zinnen als ‘de lucht is blauw’ om iemand duidelijk te maken dat hij alles, hoe onzinnig ook, serieus nam en opschreef. Niettemin dacht hij wel bij alles: Wat heb ik eraan? Waar zit het nieuws? ‘Je noteert niet alles, je noteert niet alsof je college zit te volgen’, zei hij. Hij noteerde dus altijd, maar niet alles, als ik het goed begrijp. Had ik zijn advies maar ter harte genomen – en niet genoteerd alsof ik college volgde (iets meer geest, iets minder letter). Dat had me kunnen helpen die schijnbare tegenspraak op te lossen. Aan het eind van ons gesprek adviseerde hij om mezelf twee vragen te stellen: 1. Wat wil je echt weten? 2. Is de plek interessant genoeg? Ik weet nog dat ik dacht, hoe kun je dat van te voren weten? En, elke plek, elke situatie is interessant als je maar lang genoeg kijkt. Nu denk ik dat het een belangrijk advies was vanwege het woordje ‘echt’ en ‘interessant genoeg’. Geen tijd, een leven, te verliezen.

«