Luc Devoldere, Lucifers bij de brand

‘Een man die de waarheid wil, wordt geleerde; een man die zijn subjectiviteit vrij spel wil geven wordt misschien schrijver; maar wat moet een man doen die iets wil dat ertussenin ligt?’

Dat vroeg Robert Musil zich af. En hij schreef <em>De man zonder eigenschappen.</em>

Het is misschien te mooi om waar te zijn, maar er bestaat geen mooiere omschrijving voor de positie van de essayist.

Het essay behoort tot de literatuur. Het is een literair genre. Deze bewering is belangrijker dan ze lijkt. Het betekent dat een essay staat en valt met zijn formulering, zijn stijl. Een essay moet goed geschreven zijn.

Een werkdefinitie van het essay zou ongeveer als volgt kunnen luiden: ‘beschouwend proza waarin een schrijver zijn persoonlijke visie geeft.’

Beschouwing heeft het essay gemeen met wetenschap en filosofie, maar het onderscheidt zich van beiden. Een essay is geen onpersoonlijke wetenschappelijke verhandeling met vaste spelregels (o.a. systematische opbouw van de redenering; bronvermeldingen): het vereist juist een persoonlijke stellingname. De essayist is geen specialist, gebonden aan één wetenschappelijke discipline, maar een amateur, een liefhebber, meer nog: een dilettant, iemand die iets doet <em>con diletto</em>: met liefde, selectiviteit, en smaak, voor wie geen beschotten bestaan tussen vakgebieden. Een essay biedt geen uitkomst, geen resultaat, geen waarheid. Het geeft te denken. Het doceert niet, het omcirkelt.

Het essay heeft geen ideologie, tenzij verlichte, nieuwsgierige scepsis ‘denken in beweging’ (Cyrille Offermans), er een is. Het essay is wezenlijk sceptisch: het onderzoekt en schort het definitieve oordeel op. En dat typeert dan ook de latverhouding die het essay onderhoudt met de filosofie. ‘Een essay is mislukte filosofie,’ beweerde Cornelis Verhoeven in zijn rede bij het ontvangen van de P.C. Hooftprijs in 1980. Je zou de filosoof Nietzsche in een geschiedenis van het essay kunnen opnemen. De essayist Montaigne verschijnt nu en dan in de geschiedenissen van de wijsbegeerte, in de marge. Misschien is de marge de biotoop van het essay. In de marge behoort het tot geen ideologie, geen kamp, geen genre. Het essay bestaat niet; er bestaan alleen essays.

Er bestaan weinig regels voor een essay. Een essay betoogt niet maar redeneert informeel, soepel en grillig. De lengte kan variëren van één bladzijde tot een heel boek. Een essay is namelijk zo lang als nodig. Het kan alle vormen aannemen: uiteenzetting, fragmenten, interview, brief, verhaal enz., en een combinatie van al deze vormen. Alles kan het onderwerp van een essay uitmaken: het triviale en het verhevene, het maatschappelijke en het particuliere, het algemene en het anekdotische.

De eenheid van een essay ligt in heel de eigen stijl van schrijven en denken en dus in de persoonlijkheid van de essayist. Die persoonlijkheid toont zich in een essay. Om het in de termen van het oude dilemma ‘vorm’ of ‘vent’ te zeggen: de vorm van een essay is de uitdrukking van de vent. Robert Musil ziet het in <em>De man zonder eigenschappen</em> zo: ‘[…] een essay is niet de voorlopige of terloopse uitdrukking van een overtuiging die bij een betere gelegenheid tot waarheid verheven, maar evengoed ook als een dwaling aangemerkt zou kunnen worden (van dat soort zijn alleen de opstellen en verhandelingen die geleerden als ‘spaanders uit hun werkplaats’ presenteren); maar een essay is de unieke en onveranderlijke gedaante die het innerlijk van een mens in een beslissende gedachte aanneemt.’

Dit lijkt in tegenspraak met de voorlopigheid van een essay, met het ‘proberen’. Maar Musil wilde de definitiviteit van een essay redden, in zijn etymologische betekenis van ‘bepaaldheid’, om het juist van het apodictische te redden. 

Hij noemde een essayist een ‘meester van eht innerlijke zwevende leven’, die precisie en hartstocht wil combineren: ‘hun rijk ligt tussen religie en kennis, tussen voorbeeld en leer, tussen amor intellectualis en gedicht, het zijn heiligen met en zonder religie en soms zijn het ook gewoon mensen die in een avontuur verzeild zijn geraakt.’ <em>Voilà</em>.

[gaat nog verder]