Een uur na zijn geboorte loopt het Afrikaanse olifantje met de kudde mee. Een tocht van zestig, zeventig jaar is begonnen. Aan het eind ervan zal zij zich van de kudde afzonderen en in eenzaamheid sterven. Zestig jaar in een trage gang lopen, het hoofd naar beneden, er is ruimte voor vele gedachten. De Afrikaanse olifant is een zeer beschouwend dier. Daar loopt een gemeenschap van denkers, sommige bijna aan het einde van hun reis – hun huid hangt als een te grote pijn om hen heen – andere zijn nog niet eens halverwege, maar ze hebben al de ernst van de ouderdom. Tussen hen de jongere, met een nog te actieve geest voor de contemplatie. Hun denken is een heel langzaam proces van vermalen, hun lopen bewijst het. Jaren zijn ze bezig met hetzelfde raadsel. Pas in de eenzaamheid van het laatste uur komt het besef dat er geen raadsel is. Er is alleen een leegte.
De kudde houdt het geloof in stand. Jonge mannen van zo rond de vijftien moeten afvallen, – zij dienen de kudde te verlaten. Zo’n halve eeuw zullen ze alleen zijn. Men ziet het aan hun onrust: zij hebben het vermogen tot beschouwing verloren. Er is niets meer groter dan zij. Ze zijn verwoestend eenzaam. Ze vervelen zich. Ginds gaat de kudde. Met een doel. – Kees Fens