In 1995 mocht je nog reclame maken voor sigaretten, dus reden we op een dag met zijn vieren in een Jeep door Marlboro Country om in het landschap van de reclame reclame te maken. Het was de bedoeling dat we het landschap filmden, daartoe hadden we in Nederland instructie gehad. Als Youtube in 1995 had bestaan had ik kunnen linken naar het filmpje dat we gemaakt hebben. Ik wil het hebben over de Jeep. Die Jeep was ongelooflijk sterk. Op de tweede dag reden we ermee over rotsen. Ik zal feitelijk en zakelijk verslag doen van wat ik ervoer als een wonder. We waren in Moab. Omdat de highlights Grand Canyon en Monument Valley nog moesten komen, was ik terughoudend toen ik kennismaakte met onze gids (zijn naam is mij ontschoten, ik noem hem Jim). Jim stuurde ons door een met rotsblokken bezaaide canyon. We reden stapvoets. Toen we niet verder konden, stapte Jim uit en klom op een rotsblok, zijn vrouw nam het stuur over. Wij stonden als schapen achter haar geparkeerd. Jim lachte zijn Amerikaanse glimlach. Wij keken vragend omhoog. Jim knikte. – No way, dacht ik. Moeten we hier overheen? Wat een hoogmoed. De voorkant van de Cherokee stak schuin omhoog en wees naar de hemel waar we die nacht – ingeritst in felrode gesponsorde slaapzakken – sterren zouden tellen, de wereld om ons heen te overweldigend om te slapen. Ik droom nu nog wel eens van de motorkap van de Cherokee, de hele voorruit gevuld met blik en motorkap. Hoe ben ik terug op aarde gekomen? Het wonder geschiedde. We reden verticaal de lucht in. Jims lach loodste ons omhoog. Mijn lichaam verzette zich, mijn geest achtte het onmogelijk. We reden de hemel in en schraapten ronkend de rotsen schoon. Ik zat in een naar Native Americans vernoemde auto en keek ernaar. Als ik een stok had gehad, had ik hem op de rotsen gegooid. De komende twee weken was alles mogelijk. Jim lachte. Dit is redundante informatie, de man lachte altijd, lacht waarschijnlijk op zijn sterfbed nog. Ik had net zo goed kunnen schrijven: Jim.

«