Ik ben een stadsmens die autorijdt, een gevaar voor de gezondheid (fijnstof, roet, dood, verderf) en voor de dieren is dat het akeligst ‘want die hebben aan de stad geen schuld’ (Charlotte Mutsaers). Schuldbesef maakt me een makkelijke prooi voor de marketingmachine van Vogelbescherming Nederland. Haar pijlen treffen doel. Nestkastje opgehangen. Schroef in de muur van de buren gedraaid. Eén kogelrond raampje dat ook de deur is. Goedgekeurd gekeurmerkt hout. Groen dakje. Opening met een doorsnede van exact 32 millimeter. Invliegopening op het noordoosten. Alles in orde. Het hangt ook hoog genoeg zodat de kat er niet bij kan. Wel getwijfeld over het gat. Enkele millimeters groter of kleiner is het verschil tussen een pimpelmees en een boomklever, een koolmees en een ringmus. Wie mag nestelen? Sophie’s choice. Het wordt kuifmees. Binnen tien minuten zijn er twee kijkers. Ze draaien hun kop een onmenselijke 360 graden – hangend aan de opening – en inspecteren het huisje, de zichtlijnen, de aanvliegroutes. Ze zijn enthousiast. Ze gaan niet naar binnen. Ze glijden van het groene dakje als ze daarop gaan zitten. Hadden wij dat dakje moeten schuren, strooien met zout, of is het speelsigheid, de opwinding van een vondst op funda.nl, van huizen kijken? Maandag start de Nationale Week van de Nestkast.