‘Wat is kunst? Op school hadden we nooit moeite met dat begrip. “Kunst is het maken van mooie dingen.” Een speciaal soort mensen hield zich daarmee bezig. Begenadigde, soms heel tragische mensen, die pas veel later, na hun dood, werden gewaardeerd. Kort na de oorlog ontdekte ik een kunstbegrip, dat niets meer met schoonheid te maken had: kunst als bevrijding, de geboorte van een nieuw oog, de opening van onvermoede vensters waardoor plotseling een andere, onvoorstelbare werkelijkheid zichtbaar wordt. Eigenlijk geloof ik daar nog steeds in, maar ik ben sindsdien weinig kunst tegengekomendie aan die definitie voldoet. Er is wel ontzaglijk veel meer gekomen van wat zich kunst noemt, alsof Joseph Beuys, die wel de belangrijkste moderne kunstenaar wordt genoemd, gelijk had toen hij zei dat ieder mens een kunstenaar is. Op de KunstRAI wandelde ik urenlang door, langs en tussen duizenden vierkante meters moderne kunst. Alles wat ik zag was mooi, niet minder maar ook niet meer. De schilder Constant schreef een paar jaar geleden voor zijn vrienden: ‘De moderne kunst is de make-up van een maatschappij die op sterven ligt.’ Minder marxistisch gezegd: kunst is weer wat ik leerde op school, het maken van mooie dingen.’ – Jan Vrijman, Parool-column, 9 juni 1987