Ideeën over de liefde zijn niet de mijne, gevoelens ook niet, we zijn talige wezens, we wonen in een verhaal, dat is ons geluk, ons heerlijk lot, daarmee onttrekken we ons aan evolutionaire krachten.

Ze neemt me mee naar een plek aan de Looiersgracht waar je een half maal kunt nuttigen. Voordat ze één van de drie stronkjes broccoli die als uitgestalde juwelen op haar bord liggen in haar mond steekt praat ze ertegen. ‘Sterke groente’, zegt ze, vol bewondering de inspanning van een atleet prijzend.

Liefde trekt als vrieskou over me. Vergeefs probeer ik die voor te blijven, even onnodig als onzinnig, ik kan niet bevriezen – hoe graag ik het moment ook stilzet. Het blad breekt, zoete smaakstoffen komen vrij. Liefde wordt beleefd, niet begrepen.