‘Kastanjehout splijt verticaal,’ zegt de buurman. Hij maakt een hek. Het is het meest vriendelijke niethek dat ik ooit heb gezien. De spijltjes zweven boven de grond zodat een egel eronderdoor kan. Het is zo laag, dat een kind er moeiteloos overheen stapt. Hoe kom je eraan? vraag ik. Hij heeft gegoogled, schapenhek, 650 euro, de prijs van evenzovele hele goedkope broden. Zijn ontblote bovenlijf glinstert van het zweet. ‘Omdat het hout verticaal splijt blijven de spijlen waarschijnlijk heel,’ zegt hij.

Je hebt iets gezien, en schrijft dat op.

Er zijn drie manieren om van de werkelijkheid tot zinnen te geraken, zo bezien is elk schrijven autobiografisch, schrijft Maarten ‘t Hart in een essay. Van die drie – er zijn er natuurlijk meer – bevalt reductie me het meest. Ze is onvermijdelijk. Ze voelt waar. Het leven bevat een te veel (James Wood), wie schrijft selecteert. Dat geeft een opgeruimd gevoel. Meestal.

Ik vertel haar aan het einde van de dag niet hoe ik de hele dag aan haar heb gedacht, ik vertel haar over de zwarte kat met een zwart konijn in de bek, bungelend als een kitten, het lichaampje nog los. De kat aarzelde of hij het bij me neer zou leggen, maar klom verder, de steile dijk op, Mount Everest, waar reuzen voorbijfietsten in de blauwe hemel.

De andere twee methoden houd ik niet zo van, de wensdroom van het omkeren (‘als ik niet dit maar dat zou hebben gedaan’, ‘stel dat ik een moordenaar ben’) en dramatiseren (overdrijven), al zijn ook die onvermijdelijk.

[bij het lezen van het essay Meneer ‘t Hart, is het waar dat u de breikunst meester bent?]

»