In Zo doe je dat. Grondbeginselen van vormgeving (J.J. Beljon, 1976): ‘Toen de Eiffeltoren gebouwd werd, was die constructie de volmaakte uitdrukking van de stand van de techniek van die dagen. De Eiffeltoren was de uitdrukking, de samenvatting, het resumé van wat er op dát ogenblik mogelijk was. De bouwers ervan hadden met dezelfde technische kennis ook een even grote Moulin Rouge kunnen bouwen. De vorm van de Eiffeltoren staat in pure relatie tot de epoque waarin het ontstond. Net als het dak boven het stadion in München, net als het station van Nervi in Rome, net als de piramide van Cheops, net als de ‘deux-chevaux’, net als de straaljagers van Lockheed, net als de ‘Anatomische Les’ van Rembrandt.
Om zulke vormen tot stand te brengen, is het nodig dat de ontwerpers ervan geloven in hun eigen tijd. Als zij er niet in geloven en in hun hart terugverlangen naar een vorig tijdperk, ontstaan de vormen van het heimwee. Toen de Engelsen hun imperium kwijtwaren, begon in Engeland de terugkeer naar dingen in Victoriaanse stijl. Het oude Wedgewood-porselein werd weer populair, grootmoeders tafelkleed en het lancaster rolgordijn. Wij noemen dit vormen van regressie. Vormen die bedacht zijn voor weners op grafstenen en verzamelaars van boeketjes immortellen.’ Onwrikbaar geloof in eigen tijd is het mooiste.