begint met een piëta, zij, Cecilia, geknield, hopeloos bedroefd – ze begint 20 minuten vóór het begint om zonder hoop te kunnen zijn als wij (inderdaad, hoopvol) op de stoelen plaatsnemen – hij, Dario, ademend, afgelegd, dood. Zonder hem aan te raken neemt zij hem in haar armen, wast zijn lichaam, overmand door verdriet – overmannen is het woord dat ik zoek. Hij domineert, zij doet wat ze kan doen, slaat hem gade, beweegt zoals hij bewoog, steeds een fractie na hem, houdt de herinnering aan hem levend, net als Ann Van den Broek doet met dit stuk. Zit het einde vervat in het begin? Om een choreografie levend te houden moet je een stuk steeds dansen, steeds gaan zien. Op een dag kunnen die lichamen niet meer. Ik kan er moeilijk naar kijken, het besef, voorbij, voorbij, geweest. Op een dag val je in een oeuvre. You like what you see. Je werkt terug naar het begin. Je hoopt dat je op tijd bent. – I SOLO MENT, 3 x Ann Van den Broek, Grand Theatre, Groningen

«