Ik ben geen innovator, geen early adopter, ik bivakkeer ergens halverwege de helling van de Bell Curve, ik doe pas mee als de rest meedoet, als kinderziektes verdwenen zijn, als de supermarkt is bereikt, de prijs gedaald. Gisteren een siliconen spatel gekocht, kleur lichtblauw, voorkant afgeschuind waardoor de spatel ook geschikt is om yoghurtflessen mee leeg te schrapen. Dezelfde avond sta ik aan het fornuis. Ik wok wat, ik wen langzaam aan het idee van rubberen kookgerei, denk voorzichtig aan een toekomst met slappe bakblikken, slappe koekjesmallen, slappe ovenschalen. Kunststof gecombineerd met hitte. Kan niet. Paradigmashift. Een welhaast onbegrenst vertrouwen in ingenieurs, in wetenschap, in techniek, in het goede van de mens is nodig om te geloven dat er geen smeltend materiaal (iets lichtblauws) in het voedsel terechtkomt. De siliconen spatel kan tot 240 graden. Aan het nieuwe rijden heb ik nooit kunnen wennen (zestig rijden in de vijfde versnelling), maar de praktijk van het nieuwe koken wappert in één keer alle twijfel weg. Wat een verrassing. Frivool, elastisch. Schilderen. Niet langer de strenge tucht van ranselen met een harde houten spatel, krassen op de bodem, maar zacht verend een kwast in de broccoli-champignonsaus dopen. Rubberen meegaandheid. Neil Armstrong huppelend op de maan. Wat een lichtheid. Alles in de keuken veert mee.