Deze keer heeft mijn verhaal een vaststaand slot.
Het is ook nog eens waar.
Nadat ik het verhaal verteld heb zeg ik: ‘Je zou een religie kunnen stichten gebaseerd op een verhaal als dit – denk je niet?’
Het verhaal begint met mijn idee van een grote hond – een dobermann – voor mij is dat een embleem – wreed, niet beminnelijk.
De hond is een huisdier in een wijk als de mijne, die bestaat uit huizen met aangrenzende achtertuinen.
De grote hond loopt overal vrij rond terwijl hij dat niet zou mogen. Het zou nooit mogen.
Als de hond terugkeert naar zijn baasjes draagt hij in zijn bek een vies dood konijn.
De eigenaren van de hond roepen – een van hen doet dat – ‘Het konijn van de buren! Hij heeft het vermoord!’ De baasjes besluiten: ‘We moeten de reputatie van de hond tegen elke prijs bewaren.’ Ze denken: onze hond zit in de penarie.
De baasjes wassen het dode konijn met shampoo en drogen het met een haardroger. ’s Nachts sluipen ze de tuin van de buren binnen en stoppen het konijn terug in zijn hok.
De volgende ochtend horen de hondenbaasjes een gil in de tuin van de eigenaren van het konijn. Ze denken: o, het dode konijn is gevonden. Ze snellen toe om te zien wat er aan de hand is.
Een van de eigenaren van het konijn – de vader van de familie – houdt een slap wit konijn in de lucht. Hij zegt tegen de hondenbaasjes: ‘We hebben haar twee dagen geleden begraven.’
De eigenaren van de hond leggen niets uit. Ze laten dat na maar niet omdat ze zich schamen.
Er is een andere reden, een die meer voor de hand ligt.

Vertaling uit het Engels: K. Michel

Diana Williams (1946, Verenigde Staten) schreef zes verhalenbundels. Haar meest recente boek Vicky Swanky is a beauty verscheen vorig jaar bij uitgeverij McSweeney’s. Over haar werk zei Lydia Davis: ‘She is one of the very few contemporary writers who seem to be doing something independent, energetic, heartfelt.’

Dit verhaal kwam ik tegen op internet. Ik denk dat het me in de toekomst zal opvrolijken. Een student dacht het einde der tijden mee te maken, zei hij, niet nu, niet binnen tien jaar, maar daarna toch wel, dacht hij. Ah, dan ben je nog net mooi afgestudeerd, dacht ik. Dan is dat nog leuk gelukt. Ik zou goede grappen willen kunnen vertellen, geestige verhalen over dode konijnen en buren. Ik denk niet dat Diana Williams dat kan, daarom schrijft ze. Wie schrijft kan het ‘s avonds in bed, volgende week, voor anderen, in bed, volgende week. Net zoals je een bloem uit de grond trekt en droogt in een dik boek, ben ik internet aan het uitprinten.

«