Ik lees geen kranten meer en houd tijd over, ruimte in mijn hoofd. Die vul ik met J.C. van Schagen. Hij schrijft dat hij graag maar wat mag tuimelen, van tak op tak. Je kan van alles ontmoeten zo, waar je anders niet aan toe zou zijn gekomen. Dat klopt, toen ik mijn boeken wegbracht naar de Slegte om ze te verkopen, ontmoette ik, al tuimelende, zijn dunne boekje. Ik kocht het ongezien, ik herinner me zijn naam van een wandeling in Domburg, en kon het even later, al popelende, tijdens het eten van een pannenkoek (even duur als het boekje) helaas niet openen, vet tafelblad. Het moest wachten tot ik in de wind op het pontje naar Noord stond. Dat pontje, dat ik neem naar het centrum van Amsterdam, naar de bewoonde wereld, wordt aangeprezen als leuke gratis attractie in Amsterdam als het regent. Toen ik dat las wist ik dat ik moest stoppen met het lezen van de krant. Het nieuws is op. Van Schagen dus. Op de eerste bladzijde schrijft hij dat het zeer vredegevend wezen kan wezen, om als je iets tegenkomt, je gewoon te laten zakken. Soms vraagt hij zich af, of eigenlijk het toevallig toevallende niet het enige is, dat hem wezenlijk toekomt. – Al tuimelende, Domburgse Cahiers no. 23, J.C. van Schagen