Wij zijn Adam en Eva, hebben kennis van goed en kwaad, onze ogen zijn geopend, wij kijken naar een documentaire over Stalin, horen hoe een Oekraïense moeder haar ene kind kookt om te voeren aan haar andere kind. Wij kunnen niet doen alsof onze neus bloedt, wij zien dit op een doordeweekse avond langskomen op een scherm waarvoor wij onderuitgezakt zitten, onze maag draait en kronkelt. Wij raadplegen wikipedia, de hongersnood, holodomor, eiste in 1932 tussen de 2,5 en 3,9 miljoen doden, het plan van Stalin werkte niet, de Oekraïense boeren gaven hun land, hun graan, hun vee niet af. Na Stalin zien we hoe een miereneter een termietenheuvel kapot trapt. Hij heeft gewacht totdat regen de heuvel zacht heeft gemaakt, steekt dan zijn slangerige tong in de zelfgemaakte gaten tot hij in de diepte op een stel termieten stuit dat terugbijt, dan druipt hij af, op weg naar de volgende heuvel. Aan zijn kleverige tong plakken 30.000 slachtoffers, zoveel termieten eet hij op een dag. De werkelijkheid is hard, alles eet alles, collateral damage, kwaad bestaat. Leven is lijden, zegt Boeddha, zegt Christus, zeggen vrijwel alle verhalen. Wij denken dat we daarin willen wonen, lekker warm, lekker zacht, de dood kun je er buiten de deur houden, maar de moeder die haar kind kookt is ook een verhaal. Alleen het getal is abstract. Misschien kunnen we overgaan op vruchten, tot bloei gekomen produkten eten, zonder het organisme dat ze produceert – schrijver, boom – te hoeven doden. Misschien houdt de poëzie je warm (niet denken, niet weten, zingen). We liggen heerlijk onder het dekbed. Het wordt herfst. De heide straalt paars.