Ik lees alles van Connie Palmen, dus ook Het geluk van de eenzaamheid (2009). In het boek staan dingen over taal, fictie, willekeur, toeval, domme pech, de leegte van het lot en ook dingen over kunst. ‘Alle kunst gaat over denken. Een kunstenaar is een kenner van het materiaal waarvan hij afhankelijk is om er zijn ideeën in uit te drukken. Zijn kennis van het materiaal zorgt ervoor dat hij het niet naïef gebruikt, dus niet zonder te weten hoe er in de loop van de eeuwen mee is gewerkt en daarin al dan niet to cliché is verworden. Iemand die in de eenentwintigste eeuw op identieke wijze als Claude Monet het penseel hanteert om impressionistisch de contouren van een kathedraal uit de ochtendschemer te laten opdoemen, heeft geen kennis van de geschiedenis van het gebruik van het materiaal. Hij is een amateur, na-aper, imitator of vervalser.’ Als het al zou kunnen, op identieke wijze als Claude Monet het penseel hanteren – is het geen cliché dat kunst vernieuwend moet zijn? Is het impressionisme inderdaad klaar of zijn we eenvoudig snel verveeld?