Hoe je iets zegt, zegt iets. Neem de zin: ‘Poëzie is van een sneeuwbui slechts één vlok volgen.’ Of: ‘Schrijven over dingen die je begrijpt, is niet schrijven maar uitleggen.’ Mooie zinnen ………… maar ‘Er gaat van het aforisme iets autoritairs uit. Een aforisme moet al heel erg goed zijn, wil het gewoon goed zijn. Een aforisme heeft altijd wel een air van opzij, hier ben ik, ik ben een aforisme. Met die pretentie heb ik het moeilijk. Eigenlijk zit er voor een aforisme maar één ding op: het moet formidabel zijn.’ Dan liever de opsomming, omdat zij alles is wat het aforisme niet is. ‘De opsomming is tolerant. Ze lijkt lukraak, en misschien juist daardoor is ze onontkoombaar. Het woord is niet meer dan de adjunct van de zaak, en is geen echte baas. Er is geen betekenis, tenzij alles. Je moet natuurlijk van opsommingen houden […] Maar als je daarvan houdt, van de democratie ervan, van het gevoel dat alles erbij mag horen, en als je je de tijd geeft om het opgenoemde één voor één ook te zien, dan krijg je een mooi ars poetica cadeau. Zijn of niet zijn is een kwestie van vernis. Even de taalkwast eroverheen. Notariële nauwkeurigheid: als je iets vergeet is het er niet meer. Liefde is namen noemen.’ Fijn proza over poëzie en taal dat doet verlangen naar die ene opsomming waar alles in zit – de wereld en al datgene waarover taal spreken kan. Het proza, Herman de Coninck