Een mens verandert in een herinnering als hij er niet is, als hij boodschappen doet of als hij onder de aarde ligt. Je noemt het alleen zelden herinnering als hij boodschappen doet. Als iemand boodschappen doet geloof je wel dat hij zelf doorleeft. Je vertrouwt erop. Het gaat voorbij. In het andere geval weet je dat zo zeker niet. Her-in-nering. Iets leeft terug in je. Tot het er weer is. Als het wegblijft, is de herinnering vaak het sterkst. Er is geen verdunning door nu.