Het volgende citaat komt uit een blad over het verzamelen van postzegels. Het artikel noemt geen auteur, het colofon blijft leeg, wat mooi onthecht is – woorden zijn van niemand, je kunt ze plukken als eetbare paddestoelen in een herfstachtig bos, er groeit wel weer wat: β€˜Het postzegelvel Bedreigde Dieren is ontworpen vanuit de – kijkdoosgedachte – van de Franse schilder Henri Rousseau (1844-1910): met veel diepte, kleurrijke beelden, veel natuur en dieren die zich verschuilen achter bomen en bladeren.’ Kijkdoos – zo had ik Rousseaus werk niet eerder bekeken. Dieren staren je wijdogig aan, jij wordt bekeken in plaats van zij. Al schrijvend zeg je vaak weinig over het werk en veel over de blik waarmee je kijkt. Dat is het leuke van schrijven, met een beetje geluk en een goed gekozen woord, wordt het onmogelijk om daarna ooit nog anders naar de schilderijen van Rousseau te kijken dan met de blik van de schrijver. Henri Rousseau, kijkdooskunstenaar. Aan het woord kijkdoos kleeft het knutselachtige van de amateur, het krampachtige van de zondagschilder, de tong uit de mond van de hobbyist, het authentieke van de autodidact. Was Rousseau trouwens geen douaneklerk? Dat laatste lees je in elk verhaal over hem, omdat het iets belangwekkends zegt over zijn werk. – The Merry Jesters (Henri Rousseau, 1906)