Denken leidt niet tot kennis, zegt de acteur die Martin Heidegger speelt. Mijn herinnering wil dat hij het was die het zei, of was het Hannah Arendt? Hoe kun je deze man willen? Een man die een hoofd in een schoot legt.
Ik weet dat er een toneelstuk bestaat, Hannah en Martin, ik weet dat ik dit toneelstuk gezien heb, ik weet dat ik het goed vond, helaas weet ik niet meer wat ik goed vond, ik herinner me de inhoud niet. Een mogelijk antwoord op de vraag waarmee ik zit is niet direct oproepbaar. Ik herinner me de pruiken die Lineke Rijxman droeg, ik herinner me een voorzetstukje voor haar tanden, ik herinner me twee toneelspelers die nadrukkelijk twee toneelspelers waren, in het hier en nu, die speelden dat ze Hannah en Martin speelden. Ze waren en speelden zichzelf.
Denken stopt niet.
Denken stopt ons.
Wie denkt, voert niet willoos wetten en bevelen uit.
Er is kans op hapering, verzet.
Zodra denken stopt, krijg je Adolf Eichmann.
Tenzij denken nou juist de ideologie voortbrengt waaruit … etc. Er zijn geen verklaringen die niet om een verklaring vragen.
In de film worden 600 sigaretten gerookt (tijdsbeeld).
In de film zitten beelden van het Eichmann-proces.
Echte beelden, al weet ik niet of er onechte beelden bestaan. Eichmann is echt verkouden. Fascinerend dat hij zichzelf speelt in een film, ruim vijftig jaar later. Dat dat kan.
Ik lees Between Friends, de brieven die Hannah Arendt en Mary McCarthy elkaar schreven. De brieven zijn chronologisch gerangschikt. Ik ben nog niet aanbeland in 1961, als Hannah Arendt in Jeruzalem is en het Eichmann-proces bijwoont. De film voelt als een spoiler voor het brievenboek. De werkelijkheid voelt als een spoiler voor de film.
Ik daal een wenteltrap af. Elke stap, elke bocht, worden de treden kleiner.