Ik ben fervent liefhebber van nonfictie, maar zie het ridicule ervan in als dat betekent dat ik fictie afwijs.
Het onderscheid tussen feit en fictie is fictief. Het bestaat niet echt.
Of, en dat kan ook, ik zie het verschil minder goed.
In beide gevallen put een schrijver uit het leven, geeft vorm aan menselijke ervaringen.
De werkelijkheid is zijn materiaal.
Tenzij hij – woord van haar geleerd – bezig is met het in elkaar schroeven van een taalmachientje.
Voor de lezer is het onderscheid belangrijker.
Zoals verbeelding (‘fictie’) een extra dimensie verleent aan feiten, het feitelijke optuigt, indikt, uitvergroot, isoleert, intensiveert, verlenen feiten een extra dimensie aan verbeelding, het vermogen dat schrijven en lezen überhaupt mogelijk maakt: oh my god, papieren schuld en schaamte, woede en onderwerping, en ECHT gebeurd. En/en.
Je moet in beide gevallen goed schrijven, en waar, en schoon.

[Dat ik niet door Klont van Maxim Februari kom, komt niet omdat het een roman is, maar omdat ik niet doorlees.]