Ik zie op Google Maps dat mijn ouderlijk huis, dat ooit geel was, inmiddels wit is geschilderd, dat de drie eikenbomen op de oprit zijn gekapt. Nooit meer een stortvloed aan bladeren in de herfst, het geknap van springende eikels onder rubberbanden, de bruine doppen, stevige baretjes die je onder je duimen klemt om er een fluitje van te maken. Ik herinner me de hoek die mijn duimen maakten, de kootjes die ik hard tegen elkaar duwde, tien voor twee, hakken tegen elkaar, de stand van uitgedraaide voeten bij balletles. De inspanning die het kost om het systeempje op spanning te houden en een schel geluidje te produceren, duimen, knokkels, lippen, tong, lucht. Mijn ouders zijn inmiddels verhuisd naar een appartement in een naburig dorp, het keukenschort dat mijn moeder die in de deuropening staat draagt terwijl de Google-auto langsrijdt ligt in mijn kast. Het feit dat Google deze foto heeft gemaakt, jaren geleden en onlangs weer, als een trouwe schoolfotograaf, is fascinerend en hallucinogeen. Ik bezit nog een foto, 144 kilometer noordelijker genomen, net zo vertrouwd en vervreemdend: mijn ex staat bij een kruispunt in Amsterdam Noord terwijl de Google-auto opnieuw langsrijdt. De bijproducten van technologie zijn fascinerend. Zelf ga je niet midden op de weg staan om vanuit dat standpunt je huis te fotograferen. Om diezelfde reden bezit je geen foto’s van exen die staan te wachten bij kruispunten.