In het Rijksmuseum staat in het halfduister het poppenhuis van Petronella Oortman. Alles is klein en exact, wat me, na nachtwacht, na melkmeisje, na joods bruidje, een onverwachte vreugde schenkt, een bezempje van bezemharen, een marmeren vloer van marmer, de was in de linnenkamer keurig geweven en gesteven, inclusief piepkleine geborduurde initialen, het detail dat me verrukt omdat het ieder gevoel voor proporties tart, Chinees porselein voor de pronkkeuken, besteld in China en meegenomen door VOC-schepen. Hoe ver reikt perfectionisme? Tot Jingdezhen, China… Piepkleine bordjes en kopjes, verpakt in houten kistjes ter grootte van een snuifdoosje, gevuld met op maat geknipt stro.
Ik moet op adem komen. Hier staat een exacte kopie, een uncanny valley van dingen, een onstilbaar verlangen naar compleetheid, exactheid en orde. Alles in dit poppenhuis is bedoeld, gewild en precies wat het moet zijn. Zelfs zo precies dat het ons veel leert over het leven van rijke burgers in de zeventiende eeuw, zegt een stem in mijn oor. Is het geluk dat dit poppenhuis verschaft ook proportioneel? Petronella Oortman heeft iets gerealiseerd, wat opwindt en onrustig maakt. Ze nodigde mensen uit om naar het poppenhuis te komen kijken.