1.
We leven in het makkelijke en in de afstand, schrijft Kierkegaard, schrijft Knausgård. We zijn bekend met allerlei kennis, kennis te over, denken die te begrijpen, verbeelden ons die te begrijpen zonder dat we geprobeerd hebben iets diep te begrijpen. Atomen. Elektronen. Sterrenstelsels. Zwaartekracht. Plato. Augustinus. Idem met steden, landen, werelddelen. Zonder er een voet gezet te hebben, denken we die te kennen. We weten alles al voordat ons lichaam ergens geweest is, we leven aan de oppervlakte. Waarom zouden we het makkelijke en de afstand verlaten? Denken kunnen we alles. Er is geen weerstand.

2.
Gedachten is afstand. Gevoelens niet.

3.
Water is de plek voor golven, de hemel die voor wolken, schrijft Knausgård. Wij zijn de plek voor gevoelens en handelingen.
Uniek in ons leven, zoals elke wolk uniek is, elke golf, voor iedereen hetzelfde, al duizend generaties lang. We leven horizontaal en verticaal, deze gedachte kom ik ook tegen bij Caroline Myss.

4.
Een jaar geleden kuste ik haar voor het eerst, verliefdheid volgt een vaststaand script, nothing is personal, en toch ook wel – omdat zij het is, omdat ik het ben – je hoopt dat het liefde wordt. Ik ben in haar huis en ze is er niet en ze zegt doe alsof je thuis bent, begrijpen doe ik dit niet.

5.
Het tempo van traag wiekende 21e eeuwse windmolens.
De snelheid waarmee het op deze breedtegraad, mijn breedtegraad, langzaam donker wordt.
Wat sneller dan jezelf klopt boezemt angst in.
De bliksem.

6.
We zijn traag. Papier is geduldig. Wij zijn het niet.

7.
De berg lijkt stevig.
De boom lijkt rustig.
De zee oogt eeuwig.
Hun hartslag is trager dan de onze.
Ze vinden op een andere tijdschaal plaats.

8.
Het jaar is voorbijgevlogen.

9.
Een soortgenoot is iemand van dezelfde soort die valt te genieten. We lopen redelijk synchroon, willen altijd snel weer op de bank zitten, lamp aan. In het Apenhuis in Artis, een rijksmonument, waar je tussen de dieren loopt zitten verschillende soorten bij elkaar: een vleermuis leeft samen met het kleinste kleine aapje ter wereld, hij hangt op zijn kop, aan een etensbak, en het aapje ook, aan een net. Ineens zie ik hoe ze op elkaar lijken. Dag en nacht komen overeen.