Reukzin kent geen grens, tenzij je besluit niet in te ademen. Oh, geur! De eerste nacht met een nieuw iemand, ze staat op, verlaat het bed, je drukt je hoofd voorzichtig in het hoofdkussen, het moet voorzichtig, omdat je weet hoe de explosie van geur je zal overrompelen en je wil het kussen ook niet bezoedelen en moleculen platdrukken, mengen met de jouwe. Maar de eerste nacht was in haar huis, ik stond op uit haar bed, ik was het die vertrok, de kou in, in de regen, naar werk, naar Noord. Ik wil Soesman geloven die stelt dat reukzin een moreel zintuig is, het noopt tot handelen. Ik veranderde in een dief. Zij stal mijn hart, ik haar t-shirt, ik heb het een week gedragen. Zeven dagen ademde ik haar geur in, was ze dicht bij me, terwijl ik natuurlijk feitelijk niet haar rook, maar haar wasmiddel, van de Lidl. Maar goed, ook dat wasmiddel is ontegenzeggelijk haar geur, haar merk, haar smaak, niet het mijne. – Albert Soesman, De twaalf zintuigen