Ik was bij een debat over de vraag of lijden loutert, maar die vraag is zo groot en zo abstract, dat ik daarover niet kan schrijven. Het gaat me om een klein momentje na het debat. In een hoekje van de zaal stond een meisje achter een tafeltje. Op dat tafeltje stonden zeven flesjes met zweet. Het zweet was afkomstig van zeven dansers die Purgatorio zouden dansen op het Holland Festival. Even dacht ik nog dat ze verwezen naar de zeven zonden uit Dantes Purgatorio, maar het meisje achter de tafel stelde me gerust. Geen literaire, religieuze verwijzingen die ik kon missen of moest googlen, maar een letterlijke vertaling van de energie die het een danser kost om te dansen. Elk zweet had een andere kleur. De flesjes werden geopend. Het meisje doopte een staafje in het eerste flesje en reikte het me aan. Daarna nog een, en nog een. De alcohol verdampte. Ik rook Victor, Ty en Suzan. Eigenlijk rook ik weinig maar dat durfde ik niet te zeggen. Ik knikte en stond daar te staan. Nieuwe kleren van de keizer, dacht ik vanochtend, maar vanavond ben ik milder gestemd. Dat ik niets rook kan aan mijn neus liggen, en dan blijft een mooi idee over: lijfgeur is vluchtig als dans.