Een ontwerper lost graag problemen op, meestal die van iemand anders. Dat onderscheidt hem van een kunstenaar. Zijn dienstbaarheid is zijn kracht. Hij vervaardigt een stoel om op te zitten, een auto om in te rijden, een boek om te bladeren. Een kunstenaar creëert problemen. Hij wil niet dienstbaar zijn – waarom zou hij? Hij wil dat we kijken zoals hij gekeken heeft. Hij dringt zich aan ons op. Generaliseren is een vervelende eigenschap. De ontwerper, de kunstenaar bestaat niet, net zo min als de mens, of het zouden de man en vrouw moeten zijn die in 1972 op een gouden plaquette door Nasa de ruimte in werden geschoten. Ik zou graag met een algemene theorie komen – vaagheid wegvagen met een alomvattende beschouwing – maar ik kan alleen maar verzinnen dat je een portret maakt van één specifieke mens. En dat als je iets algemeners wilt zeggen, dat je dan meer portretten moet maken.