Veel kunst is een eindpunt, schrijft Bianca Stigter in De ontsproten picasso. Dan schrijft ze dat het jammere van kunstwerken is dat ze nooit meer iets anders worden. Wat je er ook mee doet, kunst blijft altijd kunst, zelfs als je haar uitgumt zoals Robert Rauschenberg deed met een tekening van Willem de Kooning. Die gedachte is tamelijk naargeestig omdat zij van het kunstbedrijf ineens een aaneenschakeling van doodlopende wegen en blinde muren maakt. Niks lichtvoetige, heerlijk geurende, wegwaaiende lentebloesem, maar een lomp, log, nooit meer van zijn plek te krijgen blok beton. Kunst met een zware k. Gelukkig constateert (en dus biedt) Bianca Stigter in het boek een uitweg via een sculptuur van Picasso, een stuk hout dat na jaren plots ontspruit. Het stuk hout bekoort haar maar ze weet niet precies waarom. Misschien omdat het werk ineens twee makers heeft: de kunstenaar die weet wat hij doet en het toeval dat hem na jaren te slim af is. Een readymade maar dan anders. ‘Doubly assisted readymade’, schrijft ze. Helaas kan Stigter de ontsproten Picasso niet meer terugvinden op Google. Ironisch genoeg zal dat steeds moeilijker worden, want ‘ontsproten Picasso’ gaat nu naar haarzelf en haar boek verwijzen. Dat ontspruiten is ook precies wat gebeurt als je het boek leest. Nu is Stigter geen Picasso, een boek geen sculptuur en gaat lezend ontspruiten aanzienlijk sneller dan in de natuur, namelijk zodra je iets leest, toch is dat wat gebeurt: gedachten die zich op haar zinnen planten. Bij zinnen van Stigter zin om te schrijven, te lezen, te kijken. Eén zo’n zin, over de Venusjes van Willendorf: ‘Al dat ronde past precies in je hand. Als zeepjes zouden ze perfect zijn.’ De ontsproten Picasso, Bianca Stigter, Uitgeverij Contact (2008)