Ik bedenk geen personages, want de Almachtige heeft er al miljoenen gemaakt… zoals vingerafdrukdeskundigen geen vingerafdrukken creëren, maar leren hoe je ze moet lezen.’– Isaac Bashevis Singer in Van kort verhaal naar roman, Inge Schouten

Bedenken van personages is waarom het niet lukt.

We zitten in de keuken, ze leest notities voor die ze die ochtend in haar telefoontje priegelde tijdens een busrit naar Nieuwkoop.

Gasgeven en terugnemen, zo schrijf je een verhaal.

Patsboem, in de scene, haar haren ruiken zoet als mijn neus erlangs strijkt, een geur die ik niet thuis kan brengen, een exotisch vleugje.

Ze imiteert buschauffeur.

Het zou kunnen dat ze met de rug tegen de muur zit, in havermout roert, aan het houten aanrechtblad staat, ertegenaan leunt – ‘moeilijk in onderhoud, mevrouwtje’, ze houdt het houten blad maagdelijk, zuiver, pristine, ze bewijst de mannen die het installeerden het tegendeel, dept alle water op voordat het valt.

Ze imiteert buschauffeur en ik lach om haar poging tot volksheid, ze is iemand die ‘oto’ zegt in plaats van ‘auto’. Ik val op ritme, op elastiek, een sterke, stugge veer die energie samenbalt. Temerig, en dan een plotse haal.

Een goed gekozen detail duwt me haar keuken uit, de hobbelende bus in. Ik ruik geen shampoo meer, de ansjovis niet, geen tandpasta, geen afwasmiddel, nu zit ik naast haar, in de bus, die elke 200 meter stopt, de essentie van openbaar vervoer, je bent net op gang, het stopt.

De monoloog van die man. Ik heb geen setting nodig. Ik weet niet of ze voorin zit, of naast hem staat, een gesprek met hem aanknoopt, doet ze dat vanuit een relatieve verte? Polderlandschap. Ze buigt zich over haar telefoonschermpje, alsof de letters gaandeweg verkleinen terwijl ze voorleest.

Buschauffeur met stopwatch.

Niks is zomaar, kies een detail zorgvuldig.

Haar muziek, wakker gewalst worden, niet alleen ‘s ochtends, op een willekeurig moment, in haar woonkamer, in haar voorleeskeuken, dezelfde wals, dat deuntje, de muziek verhuist met haar mee alsof die de geur is waarmee ze zich omringt. Ja, dat is het exotische dat ik ruik, hoe zij deint op deinende muziek.

Hij remt, nee, hij glijdt de bushalte binnen. Souplesse. Wil niet dat passagiers door het gangpad stuiteren omdat hij te abrupt remt, of te snel optrekt, dat gaat niet gebeuren, niet op zijn bus, niet tijdens zijn dienst, kwestie van beroepseer, empathie, denk je, dacht ik ook, maar nee, zegt ze, het heeft eenvoudig geen zin 30 seconden te vroeg bij een halte te arriveren, of te vroeg te vertrekken, dan halen ze bussen ertussenuit. Dat weten die broekies, nieuw op de bus, niet. ‘Ze kennen nie’ wachten.’ Scherpe dictie. Poach. Zodra ze klaar is kijkt ze op van het schermpje, benieuwd wat ik vind, mijn hart bonst in mijn keel, ik zit zo in de scene, in dit verhaal, hier en nu.

Alles wat je aan notities optuigt maakt de boom meer kerst, minder boom.

Essentie. Gewoon, zinnen uit de mond van een buschauffeur.