De man op de tweede etage vervloekt me. ‘Ga wat doen met je vrije pinksterdag.’ Dat doe ik. Boekenkast leeggeruimd. Hier sta ik. Ik schuif twee stapeltjes in zijn richting, de boeken die ik lees zijn niet even groot. ‘Als iedereen wat zou doen met Pinksteren, hoeven de winkels niet open.’ Ik zwijg, ik kijk hoe hij de boeken bekijkt, ik wil geld, naar huis, niets doen, naar de regen kijken. ‘En niemand koopt. Allemaal leveren ze in. Het geldt stroomt hier naar buiten.’ Op dit punt ben ik met elk bedrag tevreden. Ik beloof een boek te kopen. Dagboek van een dichter (1979-2007), Leonard Nolens, Uitgeverij Querido. Het schildert het portret van een bewustzijn, het verhaal van een temperament (flaptekst). Ik blader door het boek. ‘Wie geen gedichten kan schrijven, zal ze negatief beoordelen. Smaak alleen oordeelt negatief.’ Ik zit in de hal bij het muziektheater frustratie weg te lezen: ik sleep weer een boek het hol binnen.