Ik heb een log. Daar staan berichten op. Vier keer per jaar wil ik stoppen met dat log. Dat verlangen komt mee met bloggen. ‘Elke dag’, wilde ik schrijven maar je moet al schrijvende de waarheid geweld aandoen, jezelf beheersen, om geloofwaardig te blijven.

Dan kan het twee kanten op: extreme activiteit, schrijven dat het een lieve lust is, alsof je eigenhandig verantwoordelijk bent voor het vullen van internet; of als een automaat bladzijden uit andermans boeken overtypen, in de volle bevrediging dat die teksten waar zijn: ze zijn af.

Het komt door de vorm, denk ik, dat bloggen op sommige dagen een moedeloos makende activiteit is. Die vorm is als het leven zelf – de dagen rijgen zich aaneen, morgen weer een dag, en op een dag stopt het. Het gaat nergens naar toe. Een log is geen afgerond verhaal – tenzij je doodgaat. Of je stopt.

Een log is een reflectie.

Een tijd terug kreeg ik een blogmoeheidsonderzoek in mijn mailbox. Her en der heb ik weblogs aangemaakt zoals een kat kriskras in tuinen van buren pist en poept: territoriaal gedrag, binnen staat een onaangeroerde kattebak met witzilveren parelvormige maagdelijke kattebakkorrels die al lang blauw hadden moeten zien van urine. Ze hadden al een tijdje niets gehoord, of ik blogmoe was, en waarom. Nou nee, blogmoe was niet het juiste woord. In de war vanwege het permanent onaffe karakter van het medium. Stoppen geeft vorm, dat is het verleidelijke van stoppen, van een einde maken. Begin. Midden. Eind. Dat werkt!

Bij nader inzien kan het meer kanten op: behalve manisch updaten en ijverig overtypen – woorden deleten, zinnen verwijderen, blogberichten wieden. Zoals een vriend zei, stort maar vol beton.

«