Ik wilde graag zien hoe dans gemaakt wordt. Nu zit ik in de studio en probeer me voor te stellen dat iemand mijn notitieboekjes leest, en op het scherm van mijn computer kijkt. Iets maken is een intiem proces. Iets wat nog niet klaar is, is kwetsbaar, nog niet gewapend door de uiteindelijke vorm. ‘Wat denk je?’ vraagt ze en ik kan niet antwoorden. Er kleeft iets beschamends aan kijken (passiviteit) en schrijven (zwijgen). De overeenkomst is afstand. Ik zie plezier en hard werken, en ik zie hoe beide een band schept, maar dat zeg ik niet. Vorige week had ze een improvisatiesessie waarbij alles lukte, vertelt ze – whap, whap, whap, het was magisch, ze zat in een enorme flow. Ze vertelt het achteraf, ik was er niet. The falling eye, dacht ik meteen. Goed kijken kun je pas als niemand naar jou kijkt (Grunberg). Het werk van een choreograaf bestaat uit kijken, niet uit bekeken worden. En dan denk ik, ze was ook danser.

«