‘The history of civilization,’ zo heeft Geoffry Scott opgemerkt, ‘leaves in architecture its truest, because its most unconscious, record.’ Als dat waar is geldt het nog sterker voor de automobiel; het inzicht dat onder die naam in de laatste jaren van de negentiende eeuw en in de eerste helft van de twintigste een aantal werkelijke kunstwerken is ontstaan wint langzaam terrein. De archeologie van de auto, Rudy Kousbroek

Ik kan geen bericht meer beginnen zonder te citeren. Vermoedelijk eindigt dit log met het overtypen van een boek (Moby Dick). Elke verbastering van andermans woorden, elke interpretatie, elke misvorming van andermans ideeën, doet afbreuk aan de inspiratie die eenvoudig lezen teweegbrengt. De dingen zijn zichzelf genoeg.

Virginia Woolf schreef ooit over verkeerslichten. Dat ben ik nooit vergeten hoewel ze toch beduidend vaker over schrijvers en schrijven schreef – je weet eenvoudig niet wat je onthoudt; wat aantrekkelijk is om nog eens aan te klikken: een plaatje van een DAF of een kunstwerk van Piet Mondriaan.

Virginia Woolf logde over verkeerslichten omdat die zojuist waren uitgevonden. De wereld waarin we rondlopen is ooit nieuw geweest en tegelijkertijd verandert ze nauwelijks, alle rotondes die verkeerslichten vervangen ten spijt. Blijkbaar willen we gedrag reguleren, de mens disciplineren.

De auto is één van de dingen waarvan ik me niet kan voorstellen dat hij in de toekomst zal bestaan, althans niet in de asociale vorm die hij nu heeft, er passen maar vier mensen in een auto, die ook nog eens toevallig naar dezelfde plek moeten, anders heb je er niet veel aan.

Ik bezocht de autorai. Het kostte 24 euro om twee uur te parkeren, voor dat geld kun je genoeg luxe blikjes kattevoer kopen om je kat een halve maand heel tevreden te houden. De organisatie had buiten een stuk woestijn aangelegd, waar fourwheeldrives overheen reden, en daarvan kreeg ik tranen in mijn ogen.

Ik vond het zo schattig en onzinnig en toonbeeld van tijdgeest en prachtig, gestrooid zand, midden in Amsterdam.